Bedrijven laten zich tegenwoordig steeds minder leiden door de inkoopprijs van verpakkingen, maar steeds meer door een integrale supply chain benadering. Zij zijn meer gebaat bij zogenaamd ketendenken, zo stelt Berny Plas, directeur van Bark Verpakkingen en Bark Innovations. Door deze benadering kan weliswaar de inkoopprijs van verpakkingen aan het begin van de keten hoger uitvallen, om toch uiteindelijk de totale kosten aan het eind van de supply chain sterk te reduceren.

Hoe kunnen verpakkingskosten worden gereduceerd binnen de supply chain?

“Bij de beantwoording van die vraag moeten we onderscheid maken in sec de verpakking met de verschillende functies in de supply chain en het organiseren van het totale verpakkingsmanagement. Om met het eerste te beginnen; de functie van een verpakking verandert gedurende de verschillende stadia binnen de totale keten. Hierdoor moet een verpakking meerdere functies in zich dragen. Te beginnen met efficiency op de afvullijn; het verpakte product beschermen (houdbaarheid), de logistieke functie (distributie), gebruikers informeren, branding, onderscheidende uitstraling op point of sale, convenience voor gebruiker en bij voorkeur ook sustainable. Het is dus zaak om een verpakking in te zetten – of te ontwikkelen – die al deze (dynamische) functies binnen de supply chain optimaal vervult. Een optimale verpakking genereert namelijk geen onnodige kosten in de keten. Het tweede aspect betreft het organiseren van het verpakkingsmanagement voor afnemers. Grotere bedrijven, met veelal een multinationaal karakter hebben over het algemeen te maken met een betrekkelijk complexe supply chain.

Ook hebben ze doorgaans een fors bestand aan verpakkingsleveranciers. Met de wetenschap dat ieder bedrijf tegenwoordig conform lean principes (het tegengaan van verspillingen) werkt, houdt de industrie zich vandaag de dag vooral bezig met het elimineren van vermijdbare kosten uit de supply chain door het verpakkingsmanagement anders dan traditioneel in te richten. Het klassieke (inkoop)denken maakt daarbij plaats voor een integrale aanpak, waarbij niet uitsluitend de kostprijs van de verpakking bepalend is, maar vooral de Total Cost of Ownership benadering prevaleert. De totale kosten die gemoeid zijn met de inkoop én interne handling van alle benodigde verpakkingen zijn namelijk veel hoger dan de som van de aanschafprijs van al die verpakkingen. Het is om die reden bedrijfseconomisch onlogisch zich uitsluitend te beperken tot de inkoopprijs van die verpakking. Ook hier geldt dat een optimaal verpakkingsmanagement leidt tot lagere supply chain kosten.”

Hoe zou je dan het verpakkings-management anders moeten inrichten?

“Het traditionele gedachtegoed is dat volume inkoop bij de bron automatisch zal leiden tot de laagste prijs. Dat klopt echter alleen als men zich uitsluitend richt op de aankoopprijs van de verpakkingen. Een bedrijf met een dergelijke inkoopstrategie zal kosten voor (magazijn)ruimte, mensen en kapitaal moeten maken. Immers, dat volume aan verpakkingen moet ergens worden opgeslagen, het moet twee keer worden gehandeld (eerst bij de aanlevering in het magazijn en vervolgens bij het gebruik in de productie), het moet worden gefinancierd en creëert daardoor enerzijds geblokkeerd werkkapitaal en anderzijds rentekosten.

Er zijn studies waaruit blijkt dat een dergelijke strategie (intern) zo’n 20 procent kosten genereert bovenop de aankoopprijs van al die verpakkingen. Bedrijven zien dit als een logische consequentie binnen de bedrijfsexploitatie. Veelal heeft men ook geen inzage in dit deel van de kosten, juist omdat men het als onvermijdbaar beschouwt en het daarom ontbreekt aan een kritische toets. Indien een bedrijf haar verpakkingsmanagement uitbesteedt, kunnen deze kosten sterk worden gereduceerd. Zij stemmen het verpakkingsmanagement als een ‘maatpak’ af op de supply chain van hun afnemers.”

Hoe ziet dat ‘maatpak’ er concreet uit?

“Er is binnen de supply chain sprake van een contradictie tussen producent en afnemer. Er is ook in de verpakkingsmarkt sprake van toenemende consolidatie. Producenten van verpakkingen moeten – om efficiënt te blijven – steeds grootschaliger opereren. Afnemers willen – ook om efficiënt te blijven – steeds frequenter en in kleinere volumes beleverd krijgen. In dat vacuümgebied kan een intermediair een rol spelen. Door meerwaarde te bieden voor zowel producent als afnemer.

Productiebedrijven produceren binnen hun specialisatie graag veel van een relatief beperkt assortiment (standaardisatie in hoge volumes). Of blikverpakkingen, of kunststof verpakkingen, of stalen verpakkingen, of kartonnen dozen, etc. Maar geen enkel productiebedrijf produceert het gehele spectrum aan verpakkingsmaterialen. Bij Bark Verpakkingen faciliteren we onze productiepartners door ze de mogelijkheid te bieden volumematig hun gang te kunnen gaan.

Onze klanten beleveren wij vervolgens binnen 24 uur na afroep met het totaalpakket aan verpakkingen dat nog diezelfde dag gebruikt gaat worden, waardoor kosten voor opslag, handling, personeel en kapitaal(beslag) vermeden wordt. We organiseren een optimale verpakkingsflow bij onze afnemers om zodoende verspilling te kunnen minimaliseren. Om die toegevoegde waarde te kwalificeren werken we met SLA’s (service level agreements), definiëren we het gewenste serviceniveau en maken dat vervolgens meetbaar. Om het geheel goed beheersbaar te houden, is ons gehele proces volledig geautomatiseerd, waardoor we de centrale spil zijn tussen ca. 250 productiebedrijven, ruim 1.000 afnemers en enkele duizenden verschillende productspecificaties.

De kracht van deze conceptmatige aanpak is, dat niet alleen de klant van de voordelen profiteert, maar ook de productiepartners die toegevoegde waarde onderkennen en steeds meer gebruik maken van het door ons ontwikkelde platform. Immers, zowel de producent als wij hebben als doel om de uiteindelijke klant zo goed mogelijk te bedienen. Vaak kunnen producenten dat zelf, maar vaak ook niet.”

Waar komt deze conceptmatige aanpak vandaan?

“Toen ik in 1997 de mogelijkheid kreeg Bark Verpakkingen over te nemen, zat het bedrijf na het overlijden van de voormalige eigenaar in een vrije val. Op dat moment was het bedrijf niet op haar toekomst voorbereid. Alle reden om na te denken over een businessmodel dat continu en aantoonbaar meerwaarde zou bieden. Het liefst aan beide kanten; bij de klant en bij de productiepartners. Pas dan heb je als intermediair structureel bestaansrecht. Als je geen waarde toevoegt ben je waardeloos; doe je dat wel en veel, ben je waardevol. Ik had inmiddels voor drie grotere verpakkingsproducenten gewerkt en mij viel steeds weer op dat het productiedenken dominant en leidend was. Heel begrijpelijk, maar ik was opgeleid om het klantdenken centraal te stellen. Met onze concepten kunnen we de belangen van producenten en afnemers respecteren en ontstaat er een ideale match tussen beide partijen.”