In de Metropoolregio Amsterdam wordt er net als in de rest van Nederland volop ingezet op de circulaire economie, waarin met duurzame energiebronnen producten en grondstoffen volledig hergebruikt worden. Jacqueline Cramer is hoogleraar duurzaam innoveren en ambassadeur circulaire economie voor de Amsterdam Economic Board, waarvan de overgang naar een circulaire economie in de metropoolregio Amsterdam een pijler is. Samen met Angeline Kierkels, algemeen directeur van afval-, grondstoffen- en energiebedrijf Meerlanden, legt zij uit hoe de ambities in Amsterdam kunnen worden waargemaakt.

Het kabinet wil dat Nederland in 2050 volledig circulair is. Hoe staan we ervoor? Cramer: “Het is fijn dat deze stip op de horizon er is. En nodig ook. Nederland is voor zijn grondstoffen zeer afhankelijk van de import van grondstoffen uit de rest van de wereld. Het verbruik groeit en tegelijkertijd neemt de schaarste toe. Als we meer voorzieningszekerheid willen, zullen we dus de overgang naar een circulaire economie moeten maken, waarin we alle grondstoffen en producten hoogwaardig hergebruiken en verontreiniging en uitstoot bij dit proces minimaliseren. Anno 2017 is Nederland gelukkig geen volledig lineaire economie meer: verschillende afvalstromen worden al apart ingezameld en hergebruikt. Maar we verbranden ook nog veel afval, en dat hoeft niet.”

Zijn we volledig circulair als we volledig restafvalloos zijn?

Kierkels: “Nee, circulair en restafvalloos zijn niet hetzelfde. In een restafvalloze samenleving worden alle soorten afval gescheiden ingezameld, zodat er geen restafval meer is. Een circulaire samenleving gaat veel verder.” Cramer: “Circulair gaat niet alleen over het inzamelen van de grondstoffen, maar ook over dat je van die grondstoffen een hoogwaardig nieuw product kunt maken. Bijna alle afval uit de bouw- en sloopsector wordt nu gerecycled, maar vooral in laagwaardige toepassingen, bijvoorbeeld als ondergrond voor wegdek.

Hoe zorgen we er nu voor dat we van dat afval ook hoogwaardige nieuwe toepassingen kunnen maken? Daar komt innovatie bij kijken. We weten bijvoorbeeld dat we uit gft- en agrofood-afval biogrondstoffen kunnen halen, maar we hebben daar nog niet echt een goede businesscase voor. Zolang we op kleine schaal blijven inzamelen en de afzetmarkten niet volwassen zijn, kunnen circulaire grondstoffen nog niet concurreren met de grote bulk maagdelijke grondstoffen.”

Kierkels: “Voorlopig geldt voor allebei de situaties dat we nog niet zo ver zijn. In 2020 willen we naar maximaal 100 kilogram restafval per persoon, in 2025 naar 30. Nu zitten we nog rond 200 kilogram. Nu wordt er veelal duurzaam verwerkt en nog niet volledig circulair.”

Wat moet er gebeuren om een volledig restafvalloze samenleving te worden?

Cramer: “Dit is een vraagstuk voor de hele keten, en niet alleen van de eindgebruikers. Sommige producten zijn nu nog zo ontworpen dat het niet rendeert om materialen eruit te scheiden.” Kierkels: “Ook sommige verpakkingen zullen op een andere manier gemaakt moeten worden om hergebruik makkelijker te maken.

Daarnaast zullen huishoudens hun afval nog beter moeten gaan scheiden. Er zit nu nog veel gft-afval en plastic in het restafval. En ook papier en textiel wordt nog lang niet altijd gescheiden. We moeten nadenken over hoe we uiteindelijk het best gewenste gedrag kunnen stimuleren. Overal in Nederland wordt hiermee geëxperimenteerd. Er zijn bijvoorbeeld gemeenten waar je betaalt per kilo restafval, of waar je alleen het restafval zelf moet wegbrengen en alle overige afval als service dichtbij wordt opgehaald.”

Veel mensen weten niet wat er gebeurt met de grondstoffen die zij apart inzamelen.

Kierkels: “Klopt. Dat zouden we als branche beter moeten communiceren, want dan weten mensen welke resultaten er behaald worden en waar zij het voor doen. Van gft-afval kunnen we bijvoorbeeld groengas maken, CO2, warmte, compost en water.”

Cramer: “Als ik lezingen geef bij gemeenten is mijn laatste sheet altijd een poppetje met een grote toeter. Mijn opdracht daarbij is: jullie moeten beter laten zien dat burgers bijdragen aan iets positiefs als ze hun afval scheiden. Het is niet alleen goed voor het milieu, maar het levert bijvoorbeeld ook werkgelegenheid op.” Bij welke reststromen denk je minder snel aan recycling? Cramer: “Bij luiers en matrassen bijvoorbeeld. Maar dat wil niet zeggen dat het niet mogelijk is.

Beide zorgen voor heel veel afval. Daarom gaan we nu vanuit de Amsterdam Economic Board in de regio Amsterdam onderzoeken hoe kansrijk dit als reststroom is. We zoeken relevante partijen uit de keten die hierover willen meedenken, want uiteindelijk moeten de bedrijven het doen en op zoek naar de business case.”

Wat zijn andere reststromen die zich al bewezen hebben als kansrijk?

Kierkels: “Alle reststromen hebben kansen. Neem bijvoorbeeld kunststof: er komt steeds meer plastic, dus is het ook steeds zinvoller om dit slimmer en beter te gaan scheiden. En textiel is kansrijk omdat er nog steeds veel textiel ten onrechte wordt verbrand met het restafval.

Mensen denken vaak dat alleen draagbare kleding nog recyclebaar is, maar ook die ene sok kan gewoon ingezameld worden, want ook daarin zitten textielvezels die we kunnen recyclen. Biobased reststromen zijn ook belangrijk: naast gft-afval, zijn dat grassen en gewassen. Als Meerlanden hebben we vier strategische reststromen benoemd waar we extra effort op zetten. Naast kunststof, textiel en organische reststromen zijn dat afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA). Daar zijn wij nu een project voor aan het opzetten in de regio die wij bedienen.”

Wat behelst dat project?

Kierkels: “Een oude televisie bestaat uit glas, kunststof, metalen en soms ook hout, wat allemaal gerecycled kan worden, alleen niet als je het niet demonteert. In een wasmachine zit aluminium, beton, glas en elektronica welke als aparte componenten ook goed recyclebaar zijn. En wat denk je van de schaarse edelmetalen die in smartphones zitten?

Er is bij dit soort apparaten dus veel recylingswinst te halen, maar dan moeten we schone stromen hebben. Daarom zijn we nu bezig met het opzetten van zo’n sorteercentrum waar we deze apparaten kunnen sorteren en demonteren. De grondstoffen komen vervolgens terecht bij de partijen die er iets mee kunnen. In dit sorteercentrum gaan we werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Jullie zijn dus veel meer dan een afvalinzamelaar?

Kierkels: “Klopt. Vroeger waren we alleen dat, maar nu zijn we grondstofregisseur in de keten en kijken we veel meer naar dat wat we kunnen doen met de grondstoffen, nadat ze zijn ingezameld. Afval is niet langer iets dat alleen maar vies is en stinkt, nee, wij zien afval als het begin van iets moois.”