Vlak na de Tweede Wereldoorlog is er veel nieuwe infrastructuur aangelegd in Nederland, zoals tunnels, bruggen, dijken en spoorbruggen. Zo’n zeventig jaar later hebben veel van deze objecten het einde van hun levensduur bereikt. Het precieze einde kun je echter niet zomaar bepalen, vertelt Arjen Miedema van StabiAlert, een bedrijf dat de onderhoudsstatus van tunnels, bruggen, dijken en spoorbruggen bijhoudt. “Je kunt heel veel geld besparen voor je klant door exact aan te geven waar wel en geen ingrijpen vereist is.”

Hoe werd het beheer en onderhoud van infrastructuur vroeger aangepakt?

“Vroeger gingen landmeetkundige diensten met een statief en met prisma’s langs een object om een (nul)meting uit te voeren. Ze brachten het object in kaart en na een bepaalde periode kwamen ze weer terug voor een nieuwe meting. Vervolgens kwam er een resultaat uit, bijvoorbeeld dat het was verzakt, of juist dat het er nog hetzelfde bijstond.”

Door welke ontwikkelingen verandert dit nu?

“De manier waarop gebouwd wordt en waarop infrastructuur in elkaar zit, wordt steeds ingewikkelder. Er is ook steeds minder plek om te bouwen; alles komt dichter bij elkaar te staan. Er moeten dus meer zaken gemonitord worden en de kans is groter dat er iets stukgaat. Hierdoor wordt de informatiebehoefte steeds ingewikkelder en zijn de visuele methodes die ik net noemde niet meer voldoende om infrastructuur te beheren. Wat je dus ziet is dat de professionaliteit in assetmanagement met sprongen omhoog gaat.”

Wat voor impact hebben deze ontwikkelingen op de vraag vanuit de eigenaar van het object?

“Er is een behoefte aan een betere ontsluiting van gegevens en die mogelijkheid is er nu ook. Mensen willen tegenwoordig beschikken over een overzicht van alle gegevens van een object, zodat ze zo snel mogelijk kunnen schakelen als er een signaal komt als er iets mis is. Ze willen dus niet meer achteraf beoordelen of iets veilig is, maar ze willen het gelijk weten. Mooie initiatieven op dit gebied zijn Spoordata. nl en het DDSC (Dijk Data Service Center), waarop alle informatie van respectievelijk het spoornet en de dijken wordt verzameld. Spoordata.nl bevindt zich nu nog in een opstartfase maar straks kan iedereen, van machinist tot ingenieur, direct over correcte en actuele spoorgegevens beschikken.”

Hoe spelen jullie in op deze veranderingen?

“We hebben een sensortechnologie ontwikkeld waarmee je trilling en hoekverkanteling (een soort waterpassing) bij allerlei soorten objecten kunt meten, zoals bruggen, dijken en gebouwen. Alle objecten die kunnen bewegen en verzakken monitoren we volcontinu en we brengen in beeld hoe zo’n object zich door de tijd heen gedraagt. Zo kunnen we dus ook vaststellen of het veilig is en hoe lang het nog mee gaat. Wij proberen onze klanten met meerdere facetten te helpen: veiligheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid, maar ook met het verlengen van de levensduur van objecten. Voor de spoorbeheerder hebben we bijvoorbeeld een keer sensoren opgehangen bij een brug die soms opeens niet meer dicht wilde. Hierdoor konden we laten zien dat een van de oevers zich verplaatste. Door deze waarneming heeft de spoorwegbeheerder effectieve maatregelen kunnen nemen.”