De energievoorziening van Nederland zal over dertig jaar voor veruit het grootste deel uit hernieuwbare bronnen komen. Naar verwachting zullen zon, wind, regen, getijden en aardwarmte dan de plaats van kolen en gas hebben ingenomen. De energie die de hernieuwbare bronnen opwekken zal de eindgebruiker vrijwel geheel in de vorm van elektriciteit bereiken. De afhankelijkheid van elektriciteit zal daarom de komende tijd steeds groter worden. Het voordeel is dat dit sterk bijdraagt aan de noodzakelijke CO2-reductie. Er kleven echter ook problemen aan.

Schone elektriciteit

De opmars van hernieuwbare energie is in volle gang en verloopt voorspoediger dan verwacht. Het aantal windmolens op de Noordzee neemt snel toe en hun capaciteit groeit gestaag. Zonnepanelen zijn inmiddels zo goedkoop dat bedrijven ze aanschaffen om energiekosten te besparen. Maar het aanbreken van het moment dat de samenleving helemaal zonder gas of kolen kan, zal nog geruime tijd duren. Voor het zover is, is het verstandig om zorgvuldig met de huidige energie om te gaan, vindt Ferry van Kann, assistent professor environmental planning aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Spreiding van energie

Van Kann is gespecialiseerd in ‘restwarmte’, die volgens hem de komende dertig jaar een grote rol zal spelen in de energievoorziening. “Het is natuurlijk een voorlopige oplossing, maar bij industriële processen die gebruik maken van fossiele energie komt zoveel warmte vrij dat het zonde is die niet te benutten.” Restwarmte wordt via een goed geïsoleerd buizensysteem vanuit een industrieel centrum zoals de Rotterdamse haven naar woonwijken geleid, en draagt daar bij aan de verwarming. Van Kann: “Ik geloof dat deze techniek ook in de toekomst een rol blijft spelen in de energievoorziening. Ook zonder gebruik van fossiele bronnen zal er bij industriële processen zoals het bereiden van voedingsmiddelen restwarmte overblijven.” Ook biomassa zal volgens hem nog geruime tijd als energiebron worden gebruikt. “Voorlopig zal niet alle energie uit elektriciteit komen. Dat zou een te grote belasting betekenen voor de netwerken, met onvoorziene storingen en uitval als gevolg.” Een zekere spreiding van energie blijft noodzakelijk.

Verdeling van het elektriciteitsnet

De capaciteit van een energienet moet momenten van hoge belasting kunnen opvangen. Het huidige gasnet is opgewassen tegen het grootste piekmoment van het jaar: nieuwjaarsnacht om twaalf uur, als heel Nederland in de kou met open deuren naar het vuurwerk kijkt. De belasting van het elektriciteitsnet zal echter veel minder voorspelbaar zijn. Van Kann noemt twee oorzaken. Het transport van gas is een centraal geleid proces, van bron naar gebruikers, met een constant aanbod. Bij hernieuwbare energie is het aanbod veel wisselender, omdat zon en wind afhankelijk zijn van veranderende weersomstandigheden. Bovendien gaat de elektriciteit twee kanten op: de gebruiker ontvangt stroom, maar kan die ook leveren vanuit zijn eigen zonnepanelen en windmolentjes. Dit vraagt om een flexibel stroomnet, dat momenten van over- en onderbelasting kan opvangen. Oplossingen liggen niet alleen in capaciteitsaanpassingen van het elektriciteitsnet zelf, wat grote investeringen vraagt, maar ook in een betere verdeling van de huidige capaciteit. Elektrische auto’s zullen bijvoorbeeld een steeds groter beroep doen op het stroomnet, legt Van Kann uit. Ze zouden vooral kunnen opladen op momenten van overcapaciteit. De accu’s zouden op die momenten ook als opslag voor overtollige energie kunnen dienen. Omgekeerd zou bij ondercapaciteit iemand die zijn auto niet gebruikt de stroom uit zijn accu aan het net kunnen leveren. Dit over en weer leveren van energie zou prima via de wet van vraag en aanbod kunnen functioneren: in tijden van overcapaciteit is de stroom goedkoop, bij ondercapaciteit stijgt de prijs.

Ook ziet Van Kann toekomst voor het smart grid. Hierin worden wasmachines, koelkasten en andere huishoudelijke apparaten in een hele wijk via slimme meters aan het stroomnet verbonden. Het net bepaalt vervolgens zelf welk apparaat wanneer stroom krijgt toebedeeld, afhankelijk van de beschikbare capaciteit. Uiteraard zonder voedsel te laten bederven of een wasbeurt halverwege af te breken.

“Het is maar de vraag of iedereen in gelijke mate van de gedigitaliseerde elektriciteitsvoorziening gebruik zal kunnen blijven maken.”

Slimme meters

Het succes van elektriciteit als energiebron staat of valt met digitalisering. Alleen met slimme meters en steeds complexere algoritmes kan de capaciteit fijnmazig worden verdeeld, en de energie op efficiënte wijze terechtkomen waar die nodig is. Digitalisering brengt echter behalve zegeningen ook weerstand en mogelijke gevaren met zich mee. Dat blijkt al bij de introductie van de slimme energiemeter, die door sommigen als inbreuk op de privacy wordt ervaren. Guus de Hollander van het Planbureau voor de Leefomgeving was projectleider en medeauteur van het rapport ‘Mobiliteit en elektriciteit in het digitale tijdperk’, met als enigszins dreigende ondertitel: ‘Publieke waarden onder spanning’. Hoewel De Hollander zeer enthousiast is over wat digitalisering allemaal mogelijk maakt, vindt hij dat er ook aandacht moet zijn voor de schaduwkanten. “Zonder dramatisch te willen doen kunnen we ons afvragen of we misschien ook een deel van onze menselijke waarden weggeven”.

Stijgende ongelijkheid

Hij doelt niet alleen op het mogelijke verlies van privacy of zelfbeschikking, maar ook op de ongelijkheid die uit digitalisering kan voortkomen. “Het is maar de vraag of iedereen in gelijke mate van de gedigitaliseerde elektriciteitsvoorziening gebruik zal kunnen blijven maken.” Er zullen mensen zijn die niet het geld of de opleiding hebben om zich actief met de ingewikkelde digitalisering rond het energieverkeer bezig te houden. “Een Tesla is een geweldige, maar ook heel dure elektriciteitsbuffer.” Omdat alles digitaal wordt geregistreerd en via steeds ondoorgrondelijker algoritmes geprogrammeerd wordt, kunnen bedrijven er de voor hun meest gunstige verdienmodellen op afstemmen, en dreigt uitsluiting voor bevolkingsgroepen waar minder rendement te halen valt. Ook zullen hoger opgeleide, meer vermogende burgers zich organiseren om hun eigen energie in de wijk op te wekken, min of meer los van het publieke net. Dit fenomeen wordt nu al veelbetekenend ‘netdesertie’ genoemd, en kan straks het (financiële) draagvlak voor het publieke net verzwakken. “Voor de achterblijvers zou dat ten koste kunnen gaan van de kwaliteit, de leveringszekerheid en de betaalbaarheid ervan”, denkt De Hollander.

Regulering is noodzakelijk

De overheid moet zich bewust worden van de belangrijke dilemma’s die de digitalisering van publieke diensten als energievoorziening en mobiliteit oproept. Ze moet daar volgens De Hollander over in gesprek gaan met de samenleving, er iets van vinden, kaders en doelen stellen en durven experimenteren met nieuwe spelregels. “Nu valt er nog wat te sturen, straks staat de maatschappij voor een voldongen feit.” De digitale ontwikkeling is goed, en noodzakelijk voor een duurzame leefomgeving, maar er kunnen best een aantal harde voorwaarden aan worden gesteld. De overheid zou een aantal kernwaarden moeten formuleren, zoals algemene toegang tot energie, minimaal dezelfde, grote leveringszekerheid, voldoende privacybescherming en transparantie. “Als je de ontwikkelingen op hun beloop laat, is het monster van ongelijkheid steeds moeilijker te temmen”, besluit De Hollander.

Uitgelicht
De volgende kaders zijn belangrijk voor C02-reductie en mobiliteitsbeleid:
 
Energieagenda
De Energieagenda geeft aan hoe Nederland in 2050 nog nauwelijks broeikasgassen (CO2) uitstoot. Voor mobiliteit is een reductieopgave tot maximaal 25 Mton c02-equivalent in 2030 t.o.v. 1990.

SER-Energieakkoord
Mobiliteit is een van de pijlers in het SER-Energieakkoord met een ambitie van 17% CO2-reductie t.o.v. 1990. Als uitwerking is o.a. een duurzame brandstofvisie vastgesteld, waarin is opgenomen dat per 2035 alle nieuwe personenauto’s zero-emissie moeten zijn.

Europees beleid
De Europese doelstelling is in 2050 60% minder CO2-uitstoot door mobiliteit t.o.v. 1990.
 
Op dit moment is de CO2-uitstoot door mobiliteit fors hoger dan in 1990. Lees meer in de Nationale Energie Verkenning 2016.

Bron: Rijkswaterstaat