De afgelopen jaren zijn er grote stappen gemaakt in de Nederlandse spoorbranche en is de punctualiteit van treinen gestegen. Deze verbeterslag is voortgekomen uit prestatiegericht onderhoud. Aannemers hebben ingezet op het verminderen van storingen en geïnvesteerd in innovatieve technologieën, vertelt Maarten van Raaij, directeur van BAM Infra Rail BV.
Hoe staat de Nederlandse spoorsector er in vergelijking met andere landen voor?
“De publieke opinie denkt er weleens anders over, maar de afgelopen jaren zijn de prestaties enorm verbeterd. Wat punctualiteit betreft staat Nederland wereldwijd solide op een derde plaats. Japan en Zwitserland gaan Nederland voor. In Zwitserland wordt echter een klein miljard meer uitgegeven aan het spoor dan door de belastingbetaler hier.”
Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen jaren?
“De grootste verandering ligt in de onderhoudscontracten tussen de spoorwegbeheerder en de onderhoudsaannemers. De oude ‘raamwerkcontracten’ zijn omgezet naar prestatiegerichte onderhoudscontracten (PGO). Het ‘uurtje factuurtje’ heeft plaatsgemaakt voor aanbestedingen die de verantwoordelijkheid voor de infraprestatie volledig bij de aannemer neerlegt. Die wordt nu betaald voor de geleverde prestatie. Dit heeft voor minder storingen op het spoor gezorgd en de kosten aanzienlijk gedrukt. Doordat de prijs bij een aanbesteding helaas nog altijd een dominante factor is, komt ‘prijsvechten’ voor. Een negatief bijeffect is dat door deze overgang arbeidsplaatsen zijn komen te vervallen: efficiënter werk heeft minder personeel nodig. Voor de belastingbetaler en zeker ook voor de reiziger is het in ieder geval gunstig geweest, want het aantal technische storingen is gehalveerd en de kosten zijn met zo’n 50 procent gedaald.”
Wat is de rol van technische innovatie in de verbeteringen aan het spoor?
“Om de efficiëntieslag te winnen wordt sterk ingezet op big data en kunstmatige intelligentie. Om die big data te voeden, worden verschillende databases gebruikt en het internet of things; kleine sensoren die makkelijk te plaatsen en van afstand uitleesbaar zijn. Statische modellen ingericht door data scientists kunnen voorspellen wanneer storingen plaats gaan vinden. Dit betekent een omslag: in het verleden werd veel preventief onderhoud gepleegd, maar nu kan op het juiste moment voorspeld worden wanneer onderhoud gepleegd moet worden. Ook het personeelsbestand verandert daarmee; waar vroeger voornamelijk civiel ingenieurs de sector bevolkten, zijn dat nu meer wiskundigen en elektrotechnici.”
Wat zijn de grootste uitdagingen voor de toekomst?
“Het opvangen van de vergrijzingsgolf door het laten instromen en opleiden van nieuw personeel is de grootste uitdaging van de komende jaren. Met ons dichtbezette railnetwerk worden projecten uitgevoerd op momenten die zo min mogelijk reizigershinder veroorzaken. Voor de spoorwerker betekent dit werken in de nacht, tijdens schoolvakanties, weekenden en feestdagen. Dit is sociaal niet langer houdbaar en moet gezamenlijk met de diverse stakeholders in de branche worden opgelost. Voor een gezonde spoormarkt is daarom veel meer overleg nodig tussen de spoorwegbeheerder, de vervoersorganisaties en de onderhoudsaannemers. In die driehoek moet de balans worden gezocht tussen onderhoudshinder en reizigerstevredenheid. Het overleg begint te komen, maar mag frequenter en uitgebreider. Je merkt dat er – uit het verleden – nog wel wantrouwen bestaat. Je moet begrip kweken voor elkaars problemen en belangen. Als dat er is, kun je beter samenwerken. We zitten midden in deze transitie en daar hebben we alle partijen voor nodig. Er zijn grote stappen gezet in de afgelopen paar jaar. We zitten zeker op het goede spoor en als we elkaar op de juiste manier opzoeken kunnen we in de toekomst nog grotere stappen zetten.”