Er wordt gesteld dat de textielindustrie tot de meest vervuilende industrieën ter wereld behoort en dat verduurzaming voor deze sector een grote uitdaging is. De Nederlandse sector is ambitieus: in 2025 moet er substantieel minder gebruik worden gemaakt van nieuw gewonnen grondstoffen.

Het zijn flinke cijfers: voor de teelt van 1 kilo katoen is gemiddeld 2200 liter water nodig en jaarlijks wordt er voor kleding zo’n 75 miljoen kiloton aan vezels geproduceerd. En dan hebben we het nog niet eens over het energieverbruik bij de productie van textiel, de pesticiden en kunstmest die nodig zijn om de katoenplant te beschermen en te laten groeien, de broeikasgassen die vrijkomen bij wolproductie en de schadelijke chemicaliën die worden gebruikt om textiel te verven.

Er is dus op z’n zachtst gezegd wel wat ruimte voor verduurzaming. Helemaal omdat de productie van textiel blijft toenemen. Kleding is steeds meer een fast moving consumer good, zegt Peter Koppert, innovation & sustainability manager bij branchevereniging MODINT en coördinator van het Platform Circulair Textiel. “We kopen en gebruiken steeds meer kleding en dragen die steeds korter doordat modische trends elkaar snel opvolgen.”

Hoogwaardige recycling

De Nederlandse textielsector denkt al enige tijd na over hoe de textielketen verduurzaamd en het grondstoffenverbruik verminderd kan worden. Hun antwoord: hoogwaardig recyclen door over te gaan op een circulaire textielproductie.

Om de plannen daartoe vorm te geven heeft het Platform Circulair Textiel, waarbinnen brancheorganisaties, bedrijven en experts zich verenigd hebben, de Roadmap Circulair Textiel opgesteld.

“Het toepassen van gerecyclede grondstoffen is een essentiële stap om de textielconsumptie in evenwicht te brengen met de draagkracht van de aarde en zeker in de toekomst”, zo staat geschreven in de roadmap. Maar hoe denkt de sector dat voor elkaar te krijgen? En wat kan een klein land als Nederland betekenen in het circulair maken van de textielketen?

Vezelkwaliteit

Een van de belangrijkste voorwaarden is dat het gerecyclede vezelmateriaal van hogere kwaliteit wordt en op grotere schaal beschikbaar komt. Kleding wordt nu nog vrijwel altijd gemaakt van garens die gemaakt zijn van nieuwe grondstoffen. Als er al gerecyclede vezels in garens worden gebruikt dan is dat altijd in combinatie met nieuwe vezels. Dat komt doordat de kwaliteit van de gerecyclede vezels nog niet hoog genoeg is.

Bovendien zijn garens met gerecyclede vezels nog niet op grote schaal beschikbaar. Volgens Koppert is deze mengvorm een belangrijke tussenstap in de overgang naar volledig circulair textiel. “Bedrijven moeten het idee hebben dat er een businesscase is. Als die er niet is, dan wordt er geen geld verdiend en kunnen we het circulair produceren wel vergeten.”

Verschillende onderzoeks- en onderwijsinstellingen en bedrijven, waaronder ook startups, houden zich specifiek bezig met de verbetering van de kwaliteit van deze vezels. Om dit proces te versnellen zal de vraag naar dit type vezel moeten toenemen, zegt Hanneke op den Brouw, die vanuit Rijkswaterstaat aan het platform verbonden is. Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, het ministerie dat belast is met de overgang naar een circulaire economie.

Samenwerking

De Rijksoverheid is verplicht om 100 procent duurzaam in te kopen. Als grootverbruiker van bedrijfskleding kan de overheid daarom bij het stimuleren van de vraag een belangrijke rol spelen. Bij Defensie is bijvoorbeeld onlangs een pilot afgerond voor de aanschaf van overalls en handdoeken waarin gerecycled materiaal van afgedankt textiel is verwerkt.

Ook bedrijven die kleding ontwerpen krijgen van Op den Brouw een belangrijke rol toebedeeld. Partijen in de gehele keten moeten met elkaar samenwerken. Modemerken kopen nu hun stoffen op beurzen en laten zich leiden door wat er daar wordt aangeboden. “Ze zouden ook zelf het initiatief kunnen nemen om met garenproducenten samen circulaire garens te gaan ontwikkelen.

Daar kunnen zij het verschil maken. Als iedereen naar elkaar blijft wijzen, gebeurt er niets.” In het platform Circulair Textiel komen de partijen bij elkaar. Individuele organisaties hebben niet de middelen en slagkracht om zelf grote programma’s tot stand te brengen, maar door samen een pilot in te stappen is die slagkracht er wel.

Koppert ziet bij elke bijeenkomst nieuwe samenwerkingen ontstaan. Niet alleen bij de producerende bedrijven, ook bij de consument moet er een gedragsverandering plaatsvinden. Het moet normaal worden dat textiel dat de consument niet meer gebruikt, wordt ingezameld voor recycling. En daarnaast moet er ook vraag zijn naar kleding met textiel van gerecyclede vezels.

“De consument die naar een zo goedkoop mogelijk kledingstuk op zoek is, is niet direct onze doelgroep”, zegt Koppert. “Wij richten ons op de bewuste consument, die bereid is te betalen voor kleding van gerecycled textiel. Maar dat betekent dat bedrijven dus echt mooie fashion moeten aanbieden.”

Kleine speler

Nederland is op wereldschaal gezien maar een kleine afnemer van textiel. Bovendien vindt productie nu vooral plaats in lagelonenlanden waar de ketens ondoorzichtig zijn. Toch hoeft het handelen hier geen druppel op de gloeiende plaat te zijn, zo zeggen de experts.

Zo ondertekenden inmiddels tachtig Nederlandse bedrijven het convenant duurzame kleding en textiel, waarmee ze naast het verbeteren van de sociale issues onder meer beloven klimaat en milieu te sparen in hun productieproces. Het convenant dwingt de bedrijven om de duurzaamheid van de hele keten, dus van vezel tot winkel, goed in de gaten te houden: ook als hun kleding ver weg wordt geproduceerd, bijvoorbeeld in Bangladesh.

Omdat de textielsector internationaal mondiaal opereert is internationale samenwerking van groot belang. Rijkswaterstaat is partner het European Clothing Action Plan waarin organisaties uit Nederland, Engeland en Denemarken hun krachten bundelden, en waar inmiddels bedrijven uit meerdere landen bij zijn aangesloten.

Bij de verandering kunnen alle bedrijven een rol spelen, vindt Op den Brouw. Kleine bedrijven kunnen makkelijker experimenteren, grote bedrijven kunnen zorgen voor volume. Hoewel Op den Brouw blij is met de ambities, mag de transitie van haar nog wel wat sneller gaan “Binnen het European Clothing Action Plan zijn bedrijven in de lead en die hebben soms nog wat koudwatervrees.

Zij zeggen: consumenten vragen er niet om. Ze hebben zelf echter ook de mogelijkheid om iets te veranderen aan hun producten en hun marketingafdelingen in te schakelen om de consument te overtuigen.”