Ontwikkelingshulp wordt in toenemende mate gefinancierd volgens de methode performance based financing, ook op het gebied van onderwijs. Investeringen worden niet overheids-, maar marktgeoriënteerd gedaan en komen pas ten goede aan onderwijsinstellingen wanneer zij hebben aangetoond de door de overheid vastgelegde resultaten te hebben bereikt.

Deze resultaatgerichte manier van financieren verbetert het onderwijs in ontwikkelingslanden, stelt public health-arts Robert Soeters. Overheidsgestuurde gezondheidszorg-en onderwijssystemen waren een logische stap tijdens de dekolonisatie van Afrika in de tweede helft van de 20e eeuw. In veel landen waar de onafhankelijkheid werd uitgeroepen was het communisme populair. Soeters legt uit dat hierdoor inefficiënte en bureaucratische systemen ontstonden die door overheden werden gerund.

Veranderende rol overheid

De laatste jaren is de discussie over een centraal planmodel en de wisselwerking tussen verschillende marktpartijen steeds meer opgelaaid. Een systeem waarin overheden materialen als boeken en stoelen massaal inkopen bij één partij en die vervolgens distribueren over het hele land, is niet kostenefficiënt, meent hij.

“Er is geen ruimte voor competitie, terwijl juist de markt een goed instrument is om kwaliteitsverbetering in het onderwijs te realiseren.” Bovendien worden onderwijssystemen transparanter wanneer het ontwikkelen en het volgen van contracten niet door de overheid zelf worden uitgevoerd, maar door een onafhankelijke partij. Dat geldt ook voor de kwaliteitscontrole waarbij het onwenselijk is wanneer een overheidsinspecteur tegelijkertijd voorzitter is van het schoolbestuur.

Dat veroorzaakt belangenverstrengelingen. Bij performance based financing-hervormingen worden die functies gescheiden. Soeters benadrukt dat de introductie van nieuwe systemen niet betekent dat de inmenging van de overheid vervaagt, integendeel zelfs. Binnen een marktgeoriënteerd financieringssysteem waarin scholen zelf mogen invullen hoe zij hun geld besteden en bij wie, is het des te belangrijker dat de overheid kaders schetst en de kwaliteit waarborgt.

Voorzien in behoeften

Dit onderschrijft onderzoeker Jos Rikers, die ook heil ziet in het prestatiegericht financieren van onderwijsinvesteringen. Rikers promoveerde onlangs bij de Open Universiteit met zijn onderzoek Education for development. De methode kan het ontwikkelen van vernieuwingen in het onderwijs stimuleren, stelt hij.

Bij grote donaties is het vaak de vraag wat het effect is geweest van de investering en welke problemen daarmee zijn opgelost. Bij het achteraf financieren van projecten, kan daadwerkelijk worden geanalyseerd hoe innovatief deze zijn geweest en wat een instelling ermee is opgeschoten.

Daarbij is het wel van belang dat overheden, hulporganisaties en scholen met elkaar aan tafel gaan om te analyseren wat er daadwerkelijk nodig is en hoe innovaties concreet kunnen worden doorgevoerd. “Een project moet indalen en niet als een plakkertje blijven zitten, alleen zolang er geld is.”

Om dat te bereiken moeten programma’s van hulporganisaties nauwkeurig worden afgestemd op de behoeften van een lokale gemeenschap. Een gelijkwaardige relatie tussen donor en ontvanger is cruciaal. “Wanneer er lokaal geen draagvlak is voor een project, komt het meestal ook niet van de grond.”

Wanneer is er sprake van innovatie?

Rikers schetst drie indicatoren waarmee wat hem betreft de kwaliteit van onderwijsvernieuwingen getoetst kan worden: toegankelijkheid van onderwijs, kwaliteit van onderwijs en kostenefficiëntie. Idealiter is bij een innovatie een verbetering waarneembaar op het gebied van alle drie de indicatoren, maar, zo leert de ervaring, dat is een flinke uitdaging.

Wanneer er immers wordt geïnvesteerd in kwaliteit en bijvoorbeeld alleen nog maar goed opgeleide leraren worden ingezet, betekent dat vaak dat minder kinderen toegang krijgen tot onderwijs. Ook als een school van overvolle klassen af wil komen, gaat dat gepaard met een verhoging van kosten. Zo blijft het zoeken naar de ideale situatie waarin op alle niveaus een verbetering optreedt.

Verandering vergt tijd

“Bedenk wel dat het in ons land ook honderden jaren gekost heeft om ons huidige onderwijssysteem zo te ontwikkelen tot wat het nu is”, benadrukt Rikers. In ontwikkelingslanden moeten dus ook geen wonderen verwacht worden binnen een korte periode. Dat beaamt ook Soeters, hoewel hij wel positief is over de groeiende acceptatie van decentralisatie bij onderwijshervormingen.

De afschaffing van door de overheid gestuurde centrale inkoopbureaus zou tien jaar geleden nog tot verontwaardigde reacties hebben geleid. Tegenwoordig ziet men al veel meer het voordeel in van particuliere uitvoering. “We kunnen al ongelooflijk blij zijn als we de huidige situatie vergelijken met tien jaar geleden. Dat is een verschil tussen dag en nacht.”