Het onderwijs van vandaag is per definitie de plek waar wordt gewerkt aan de toekomst van morgen. Voor de meeste kinderen in Nederland is het vanzelfsprekend om in het primair en voortgezet onderwijs hun pad te vinden naar een sociaal leven en hun beroepsloopbaan, en daarbij hun identiteit te vormen.

Dit kan een kind niet alleen. Hierachter staan gepassioneerde professionele teams van leraren en begeleiders, in samenwerking met de ouders. Een belangrijke rol in de aansturing van dit team, is weggelegd voor de schoolleider.

Hij of zij is ertoe aangesteld om de kwaliteit van het onderwijs op de agenda te houden, de samenwerking in het lerarenteam te regisseren, problemen te signaleren en ervoor te zorgen dat er adequaat wordt gereageerd op onverwachte situaties en incidenten. Een veelzijdige klus en fikse verantwoordelijkheid, die ook nog eens onderhevig is aan contextafhankelijke verschillen.

Positie versterken door samenwerken

“Beginnende schoolleiders hebben dan ook nog niet altijd een duidelijk beeld van ‘de schoolleider’ en de neiging kan dan zijn om vooral te gaan regelen en op te lossen voor anderen”, aldus Femke Geijsel, bijzonder hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam.

Bovendien zijn veel schoolleiders daarnaast nog leraar. Dit maakt de rol van schoolleider diffuus en onterecht een rol waarvan het belang niet altijd wordt herkend. Dit terwijl de schoolleider wel degelijk als volwaardige functie gezien zou moeten worden, ook door schoolleiders zelf.

“Schoolleiders voelen zich nog niet echt verenigd in een specifieke beroepsgroep, dit moet zich nog verder ontwikkelen. Samenwerken is hierin de sleutel. Niet voor niets zijn leergangen waarin schoolleiders met elkaar in gesprek kunnen gaan en eigen casuïstiek kunnen bespreken, populair.

Complexiteit en incidenten in de praktische uitvoering van de schoolleidersrol versterken echter de tunnelvisie op de eigen organisatie en laten weinig tijd over om te investeren in samenwerking.”

Het Nederlandse schoolsysteem niet ingericht in schooldistricten of lokale educatieve autoriteiten zoals bijvoorbeeld in Canada of Engeland. Daar zijn ondersteunende faciliteiten, zoals opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden, meer geïntegreerd in het systeem.

Schoolleiders zijn in Nederland in dienst van het schoolbestuur, dat eindverantwoordelijk blijft en taken delegeert naar een schoolleider. Het beroepsprofiel zoals dat nu is opgesteld, beperkt zich hierdoor te veel tot competenties die zijn gericht op de interne organisatie. Externe samenwerking wordt hierbij vaak over het hoofd gezien.

Denk bijvoorbeeld aan de contacten met het regionale bedrijfsleven in het VMBO en MBO, of contacten met zorgexperts en culturele organisaties in het basisonderwijs. Het is belangrijk dat er tijd vrijgemaakt wordt om dat te organiseren; niet alleen voor de eindverantwoordelijke schoolleiders, maar bijvoorbeeld ook voor teamleiders.

Opleiding en ontwikkeling

Uit recent onderzoek naar effectiviteit van opleidingen voor schoolleiders blijkt dat vooral langduriger opleidingstrajecten met schoolleiders uit diverse sectoren, waarin men als groep samen werkt en samen leert, effectief zijn.

“Bovendien is het belangrijk dat de opleidingstijd van een traject zich goed verhoudt tot de praktijktijd, zodat je je tijdens je opleiding bezig kunt houden met zaken die ook direct in jouw praktijk toepasbaar zijn.”

De opleidingsvormen die hierin voorzien, zijn echter intensief. Een deel van de schoolleiders die deze opleidingen volgt, valt dan ook vervroegd af of kan zich door omstandigheden niet altijd voor de volle honderd procent inzetten.

Een meer modulair aanbod geeft ruimte en flexibiliteit voor het aanpassen van het opleidingstraject naar de eigen situatie, ook gaandeweg de opleiding. “We merken dat schoolleiders en bestuurders steeds meer in de gaten krijgen wat daar de voordelen van zijn.”

Schoolleidersregisters Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs

Om de verdere professionalisering van de schoolleider te stimuleren is het schoolleidersregister PO opgericht. Voor 1 januari 2018 dienen alle schoolleiders in het primair onderwijs zich hierin te hebben geregistreerd waarmee zij hun basisbekwaamheid aantonen.

Hierna kunnen zij kiezen voor een professionaliseringsroute die hen helpt en stimuleert zich verder te ontwikkelen. Na vier jaar volgt een herregistratie, waarin schoolleiders kunnen laten zien dat zij zich op bepaalde competenties verder hebben ontwikkeld.

Ook voor het voortgezet onderwijs is er, sinds maart 2016, een schoolleidersregister. Dit wordt zoveel mogelijk in samenspraak met de beroepsgroep ingericht. Komend najaar verschijnt er een advies van de Onderwijsraad over de kwaliteit van schoolleiders waarbij ook naar het MBO wordt gekeken. Daar liggen de zaken weer anders.

Het is goed dat er bij deze ontwikkelingen ruimte wordt geboden voor sectorspecifieke verschillen. Gelukkig slagen de sectorspecifieke belangenorganisaties er ook steeds beter in om onderling juist samen te werken. Zo zijn de PO- en de VO-raad sinds een tijdje samen in een gebouw gehuisvest.

Praktische Beperkingen

Tegelijkertijd zitten er nog wel wat haken en ogen aan de praktijk van professionalisering. Geijsel: “Om voor een vergoeding voor het volgen van een masteropleiding in aanmerking te komen, zijn team- of afdelingsleiders in het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld nog vaak afhankelijk van een lerarenbeurs.

Daar kan je alleen aanspraak op maken als je zelf ook doceert. Dit betekent dat veel schoolleiders naast hun leidinggevende taken lesuren moeten blijven oppakken.” Dat komt de concentratie en haalbaarheid niet altijd ten goede.

Geijsel: “Voor mij is ook dit een signaal dat het schoolleidersschap nog niet altijd erkend wordt als een eigenstandig vakgebied. Het zou goed zijn als de overheid geld beschikbaar stelt waarmee schoolleiders het zich makkelijker kunnen permitteren om te investeren in hun professionalisering.

Dan komt zo’n register wellicht ook met meer succes van de grond en verloopt de ontwikkeling van schoolleiders als beroepsgroep meer vanuit de basis”. Sterker en beter leiderschap is namelijk het belang van onderwijskwaliteit, en indirect voor beter personeelswelzijn.

In geen enkele beroepsgroep is het aantal burn-outs immers zo groot als in het onderwijs. “Faciliteer deze kwaliteits- en welzijnsverbetering als overheid dan ook zodat je de beroepsgroep zelf kan aanspreken op die verantwoordelijkheid.”

Gelukkig is deze financiële steun voor het Schoolleidersregister PO wel opgezet: schoolleiders kunnen in het primair onderwijs aanspraak maken op een jaarlijks scholingsbudget van €3.000,- en sinds kort ook op een beurs.

Inspraak

In Nederland komt de inspraak vanuit de direct betrokkenen vaak pas laat op gang. De overheid financiert het middenkader om draagvlak te creëren of processen op gang te brengen. Vanwege die financiering is het middenkader zelf niet altijd de plek waar de samen- of tegenspraak ontstaat die nodig is om het beleid handen en voeten te geven.

Pas als een initiatief echt de school in gaat, komt het onderwijsveld zelf massaler met de voor- en tegens. Dat wordt dan al snel gezien als kritiek of weerstand op een maatregel die al haast voltrokken is.

In België wordt met een veel sterker en mondiger middenkader gewerkt; vernieuwingen worden hierdoor in een beginstadium al door meerdere betrokkenen bekeken en bekritiseerd, en ja: ook vaak tegengehouden. Ook dit heeft nadelen, maar het geeft de professionals in de scholen wel meer rust om zich op de kern van het werk te concentreren.

Een open houding naar alle betrokkenen met ruimte voor inspraak, zoals dat bij de oprichting van het Schoolleidersregister PO wél is gedaan, zou hierin dan ook een sterke verbetering zijn. Dit vraagt tegelijkertijd dat schoolleiders als beroepsgroep, goed geïnformeerd en samen, tijdig hun mond open doen. Femke Geijsel: “Ook daarom is de vorming van het schoolleiderschap als veelzijdige en professionele beroepsgroep van belang.”