Anno 2019 kampt Nederland met grote personeelstekorten in sectoren als de zorg, het onderwijs, de techniek, veiligheidssectoren en in de bouw. Bedrijfstakken waarvan we de kennis meer dan voldoende in huis hebben, maar waar nog altijd een groot, gapend gat ligt tussen opleiding en de arbeidsmarkt. Als er überhaupt al genoeg animo is voor de opleidingen zelf. De problemen die dit grote verschil veroorzaken zijn al langer voelbaar. We zijn er zelfs voor gewaarschuwd. En toch is er nog geen passend antwoord gevonden.

Een spook uit het verleden

We gaan terug in de tijd naar 2008. Toenmalig minister van Sociale Zaken Piet Hein Donner (CDA) werd opgezadeld met een controversieel vraagstuk. Zo bol van controverse zelfs, dat het kabinet-Balkenende IV hier nagenoeg over struikelde; de versoepeling van het ontslagrecht. Een breed samengestelde commissie werd in het leven geroepen onder leiding van TNT-topman Peter Bakker. Deze commissie werd belast met de taak om met voorstellen te komen om het ontslagrecht, maar vooral ook de arbeidsmarkt in bredere zin te verbeteren. Uit hun rapport lijken conclusies, ruim een decennium geleden getrokken, de vinger op een plek te leggen die vandaag de dag nog altijd zeer gevoelig is. Het (beroeps)onderwijs zou “onvoldoende aansluiten op de arbeidsmarkt” en “er in Nederland 1,5 miljoen laaggeletterden zijn die nauwelijks toegang tot de arbeidsmarkt hebben.” Het gevolg is duidelijk merkbaar in sectoren als de zorg en het onderwijs: “We komen nu al mensen tekort in het onderwijs en de zorg. En dat tekort zal sterk toenemen. […] Extra participatie is hard nodig om de beschikbaarheid en kwaliteit van deze voorzieningen op peil te houden”, zo luidde het advies van de commissie.

We hebben verzuimd te investeren in het onderwijs

Bijzonder hoogleraar Onderwijs en arbeidsmarkt Marc van der Meer herkent veel van de problematiek van 2008 in de mankementen van het huidige systeem. Als een echo van het rapport geeft hij weer waar volgens hem de crux zit: “Nederland is na 2008 door een diepe recessie gegaan en heeft verzuimd te investeren in opleidingen. De arbeidsmarkt is enorm aan het vergrijzen, waardoor je zou moeten investeren in nieuwe aanwas vanaf de onderkant.” Dat geldt volgens Van der Meer zeker voor de dag van vandaag. In een tijd waarin het economisch voor de wind gaat en werkplekken dankzij nieuwe technologische ontwikkelingen in rap tempo veranderen “is het zaak dat jongvolwassenen direct inzetbaar zijn in de arbeidsmarkt”. In toenemende mate blijkt dat opleidingen het tempo waarin het bedrijfsleven ontwikkelt niet bij kan benen, waardoor starters op de arbeidsmarkt over een toenemend hoge drempel moeten stappen. Zij missen de praktijkervaring en kunnen niet mee met hun oudere collega’s, waardoor ze een minder interessante keuze zijn voor werkgevers om in te investeren. En dus komt een grote groep jongeren thuis te zitten.

Bron: CBS

Diploma en direct aan de slag

Hij vervolgt: “We hebben een cultuur ontwikkeld in Nederland waarin je een diploma haalt en direct gaat werken. Maar het is voor de hand liggend dat je daarvóór al veel meer moet doen aan bijscholing in technische vaardigheden die op de werkvloer van pas komen. Collega’s uit Zwitserland en Duitsland, waar bijscholing in de bedrijfsvoering is verankerd, kijken naar ons systeem en vragen mij: ‘Waar is jullie Meisterdiploma?’ Daar moet ik hen dan het antwoord schuldig op blijven.”
Verbindingen tussen onderwijs en arbeidsmarkt Een goede beroepsopleiding is het begin. Maar er komt veel meer bij kijken. Van der Meer vervolgt: “Het tweede criterium is dat je ook investeert in de verbindingen tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Praktijkervaring opdoen en weer kunnen terugkeren naar school. We moeten zorgen dat studenten de afweging blijven maken om in zichzelf te investeren. Die investering betaalt zich later altijd uit.”

Een prikkel voor studenten

Mogelijke antwoorden op dit vraagstuk bieden zich al wel aan. De bijscholingsmarkt biedt vandaag een ruim scala aan mogelijkheden om door te blijven studeren. Naast de reguliere opleidingen zijn particuliere initiatieven als LOI, NCOI en Luzac populairder dan ooit. Die markt heeft een prikkel gevonden waarmee ze hun studenten kunnen overtuigen om te blijven investeren in hun ontwikkeling. Daarmee bewijzen ze dat dit ook in het reguliere traject mogelijk zou moeten zijn. De interesse onder potentiële studenten is er in ieder geval.

Beweging vanuit de arbeidsmarkt

En ook andere initiatieven tonen de goede wil vanuit arbeidsmarkt. De stichting ‘Ieder mbo een practoraat’ wil het bedrijfsleven actief betrekken bij het verder ontwikkelen van het beroepsonderwijs door samen te werken in zogenaamde ‘practoraten’. De kennis en ervaring uit het bedrijfsleven kunnen middels deze practoraten direct worden toegepast op de beroepsopleidingen, met als doel deze te verbeteren. Maar volgens Van der Meer moeten we verder kijken dan alleen het mbo met deze verbindende stappen: “Op het mbo is de brug naar de arbeidsmarkt al vrij goed gerealiseerd. Maar als je naar uitstaande vacatures gaat kijken, zie je dat een hbo-opleiding ver overvraagd wordt. Terwijl daar juist een groot deel van het probleem ligt. We moeten het hbo en wo beroepsmatiger maken. Laten we bijvoorbeeld gebruik gaan maken van aspecten als een alumnibeleid in de begeleiding van studenten. Daar valt nog vrij veel te winnen.”

155.000 jongeren zitten thuis

Maar ook een leerniveau lager liggen er nog veel kansen. Want hoe staat het met het vmbo? “Of het daar goed mee gaat? Ja, er is een schaalvergroting. En het curriculum is geijkt. Maar het kan nog een flinke impuls gebruiken, zeker op vmbo Techniek. Daar zien we al jaren te weinig aanmeldingen en dus loopt de instroom voor de mbo Techniek ook achter op de vraag van de arbeidsmarkt”, aldus Van der Meer. “Overigens geldt dat niet alleen voor de techniek, maar ook in de zorg zien we tekorten. Het lerarentekort is de laatste tijd een veelbesproken onderwerp. En ook veiligheidssectoren. Eigenlijk zien we over de hele linie tekorten, terwijl er 155.000 jongvolwassenen thuis zitten zonder school of werk. Die mensen hebben een nieuw traject nodig. Dat zouden we moeten faciliteren. Dat is namelijk veel goedkoper dan iemand afhankelijk te laten zijn van sociale zekerheid of van familie.”