Arts, schrijver of bioloog: sommige kinderen weten al op zesjarige leeftijd welk beroep ze later willen uitoefenen en wijken daar hun gehele schoolcarrière niet meer vanaf. Voor het merendeel van de scholieren is die keuze echter niet zo eenduidig, zeker omdat de onderliggende vraag voor de gemiddelde tiener niet eenvoudig te beantwoorden is: wie ben ik en wat wil ik? Onder druk van het leenstelsel en de vervroegde inschrijfdatum ligt de druk om op tijd de juiste keuze te maken hoger dan ooit. Of valt het allemaal wel mee?

Studiekeuze

Nu de aanmeldingsdeadline voor een vervolgopleiding op 1 mei ligt en voor lotingstudies op 15 januari, moeten jongeren nog voor het eindexamen helder voor ogen hebben wat ze willen studeren. Voor veel leerlingen is dit geen probleem; zij bereiden zich goed voor, weten daardoor wat ze willen en maken een weloverwogen keuze. Er zijn echter ook leerlingen die nog niet toe zijn aan het maken van een studiekeuze omdat ze heel druk bezig zijn met hun examens, vertelt Minette van den Bemd, voorzitter Vereniging van Schooldecanen en Loopbaanbegeleiders (VvSL). “Zij hebben in hun hoofd geen ruimte voor het maken van die keuze en stellen dat steeds maar uit.” Dat komt misschien deels omdat een verkeerde beslissing in de beleving van leerlingen grote gevolgen kan hebben. “Ze hebben het idee dat ze een keuze moeten maken die grote invloed heeft op de rest van hun leven”, geeft Van den Bemd aan. Daar valt volgens haar wel het een en ander op af te dingen, omdat een studie mensen op uiteenlopende plekken kan brengen. Andersom kunnen mensen met verschillende studierichtingen juist ook op dezelfde plek uitkomen. Op financieel gebied kan een verkeerde studiekeuze echter wel degelijk negatieve consequenties hebben. “Door de invoering van het leenstelsel zorgt een jaar extra studeren, bijvoorbeeld vanwege een afgebroken opleiding, dat de studieschuld flink oploopt”, zegt Joyce van der Wegen, bestuurslid bij de Landelijke Studentenvakbond (LSVb).

Oplichtende ogen

Hoewel leerlingen zelf moeten beslissen welke studie het beste bij hen past, kan een decaan of mentor hen wel in de juiste richting sturen. Door jongeren een spiegel voor te houden, ze te vragen naar hun kwaliteiten en drijfveren en ze zelf te laten benoemen waarom een bepaalde studie bij hen past, helpt een decaan of mentor ze om de inzichten op te doen die nodig zijn voor een volgende stap. “Tijdens gesprekken moet je goed opletten om te zien waar leerlingen enthousiast van worden. Sommigen gaan opeens rechtop zitten als ze over hun passie praten, of je ziet hun ogen oplichten”, legt Van den Bemd uit. Naast deze gesprekken is ook voorlichting vanuit hogescholen en universiteiten van belang. “In de tijd dat onderwijsinstellingen nog geen websites hadden en informatie via brochures verstrekten, zagen we nog wel eens dat ze een rooskleuriger beeld schetsten dan de realiteit”, merkt Van der Wegen op. De laatste jaren wordt er echter meer gehamerd op transparant voorlichten, bijvoorbeeld als het gaat om baankansen. Een voorlichtingsinstrument dat kan helpen om na te gaan of een studie goed bij iemand past, is de studiekeuzecheck. Middels een intakegesprek, een digitale vragenlijst of een dag proefstuderen krijgen leerlingen een inkijkje in de studie. Van der Wegen is enthousiast, maar plaatst wel een kanttekening. Omdat opleidingen zelf mogen bepalen hoe ze de studiekeuzecheck inrichten, en mogen beslissen of het verplicht is voor aankomende studenten, loopt de kwaliteit sterk uiteen.

Tussenjaar

Wie er in het circus van de studiekeuzestress niet in slaagt om voor 1 mei een beslissing te nemen, kan altijd nog een tussenjaar nemen. Sinds de invoering van het leenstelsel is het aantal jongeren dat hiervoor kiest licht gestegen. Een tussenjaar kan iemand helpen zichzelf beter te leren kennen en tot een weloverwogen studiekeuze te komen. Leerlingen die een lotingstudie willen gaan volgen kiezen er soms ook voor zich in deze periode rustig op de selectieprocedure voor te bereiden, in plaats van die in te passen in hun toch al drukke eindexamenjaar. Het is wel belangrijk dat leerlingen goed voor ogen hebben wat ze willen doen in het jaar, benadrukt Van den Bemd. Willen ze een studiekeuze maken, willen ze zich persoonlijk ontwikkelen, gaan ze reizen of werken? “Het heeft geen zin om een jaar lang op de bank te gaan zitten en te denken dat de studiekeuze vanzelf naar je toekomt.”