De gebouwde omgeving in Nederland moet de komende jaren veel duurzamer worden om aan de nationale en internationale verplichtingen te voldoen. Er ligt een afspraak uit 2012 waarin staat dat coöperatiewoningen eind 2020 geschikt moeten zijn voor energielabel B. Een forse klus. Een van de afspraken uit het Energieakkoord uit 2013 is dat elk utiliteitsgebouw met een kantoorfunctie binnen tien jaar verplicht energiezuiniger gemaakt moeten worden. Dat betekent dat elk kantoorpand op 1 januari 2023 over minimaal energielabel C moet beschikken. Op dit moment heeft 53 procent van de kantoorpanden dit label nog niet. Kantoren met een slechter label dan C (D t/m G) mogen na 2023 niet meer gebruikt worden, stelde toenmalig minister van Wonen en Rijksdienst, Stef Blok. Dit dreigende verlies aan exploitatiewaarde zou voor gebouweigenaren als de bekende stok achter de deur moeten fungeren om tijdig energiebesparende maatregelen te nemen. Maar zijn onze duurzaamheidsdoelstellingen wel ambitieus genoeg?

Verduurzaming van gebouwen in Nederland

Bram Adema is directeur van CFP Green Buildings, een organisatie met als doelstelling om alle gebouwen in Nederland circulair te maken en om 50 procent CO2-reductie in gebouwen te bewerkstelligen. “Om het positieve effect voorop te stellen; door dat C-label is er een bodem in de markt gekomen. Of je nu duurzame koploper bent of achterblijver, iedereen zal aan dat energielabel C moeten voldoen en dat betekent dat verduurzaming geen concurrentienadeel meer kan zijn.” Dit heeft de markt dus flink in beweging gebracht. Maar Adema vindt het toch niet ambitieus genoeg, omdat het eigenlijk om alle gebouwen zou moeten gaan. Daarna ziet hij het als een logische stap om vijf jaar later – in 2028 – alle gebouwen naar energielabel A te brengen.

Kantoren

Het is natuurlijk goed dat de markt hiermee aan de slag gaat, maar als we het klimaatakkoord van Parijs erbij pakken, dan is de ondergrens van energielabel C eigenlijk te laag. De lat zou meer in de richting van energielabel A++ moeten liggen”, zegt Annemarie van Doorn, directeur van de Dutch Green Building Council (DGBC), een stichting met de maatschappelijke opdracht om de gebouwde omgeving in Nederland te verduurzamen. Daarnaast kijkt zij liever naar het daadwerkelijke energieverbruik van een pand. Ook een kantoorgebouw met energielabel G kan immers zuinig zijn in het energiegebruik. Aan de andere kant kan een zeer energiezuinig gelabeld pand veel energie verspillen door vaak de ramen open te zetten terwijl de verwarming brandt of dag en nacht de lampen aan te laten. “Een label is niet heilig; als het energieverbruik van een gebouw laag is, dan zou dat ook genoeg moeten zijn.”

Woningen

Ook in een andere sector van het vastgoed, de huurwoningen, worden kanttekeningen geplaatst bij het tempo en de ambitie van de verduurzaming. Voor corporatiewoningen geldt immers dat deze volgens afspraak in 2020 allemaal aan het energielabel B moeten voldoen. Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland, constateert in een interview uit 2016 op de eigen website: “Huurwoningen moeten veel sneller energiezuinig gemaakt worden. Nog 1,8 miljoen huurwoningen moeten voor eind 2020 gemiddeld op energielabel B komen, volgens de afspraken in 2012. In september 2013 kwam daar het Energieakkoord overheen. Toen werd ook 400 miljoen euro vrijgemaakt voor verduurzaming. Maar bijna al dat geld ligt nu nog steeds op de plank! Er gebeurt veel te weinig.

Verhagen gaat verder: “Er is te weinig ambitie, want het geld is er. Corporaties staan er alweer beter voor dan een paar jaar geleden en die 400 miljoen ligt te verstoffen, daarmee kunnen verhuurders een deel van de investeringen krijgen: de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector, ofwel de STEP-regeling. Maar wel moeten ze eerst daadwerkelijk geïnvesteerd hebben. Corporaties die niet investeren, kunnen het dus ook niet terugvragen en daar wringt de schoen. Dat zou anders moeten. Waarom halen we voor corporaties, die de middelen niet kunnen vrijmaken, het STEP-geld niet naar voren? Dan hebben ze per direct de investeringsruimte om te werken aan die grote en belangrijke opgave.”

Verhagen is ongerust vanwege de resultaten uit een recent onderzoek naar verduurzaming van de huurmarkt, dat werd uitgevoerd door een marktonderzoeksbureau in opdracht van de bouw- en installatiesector. Hieruit komt naar voren dat 32 procent van de verhuurders denkt dat hun huurwoningen in 2020 nog niet over gemiddeld energielabel B zullen kunnen beschikken.

Maatregelen

Adema stelt dat de maatregelen die vastgoedeigenaren moeten nemen om energielabel C te halen, eenvoudig binnen de komende vijf jaar uit te voeren zijn, doordat ze goedkoop zijn en goed te combineren met het reguliere onderhoud. De komende tien jaar wordt bijvoorbeeld twee derde van alle cv-ketels in kantoorpanden vervangen, in bijna alle gebouwen wordt er regulier onderhoud gepleegd en in een derde van alle gebouwen vindt er de komende jaren een renovatie plaats. “Dat zijn hele natuurlijke momenten waarop je, als eigenaar, kunt anticiperen. Als je je dak moet repareren, dan kun je er natuurlijk gelijk isolatiemateriaal in verwerken; als je de cv-ketel moet vernieuwen, vervang je die direct door een energiezuinige hoogrendementsketel of een warmtepomp.” Adema geeft nog een concreet voorbeeld. “Als je een bestaande armatuur hebt en je draait daar een ledlamp in op het moment dat de tl-buis stuk gaat, dan is de terugverdientijd anderhalf jaar. Als je het doet wanneer de tl nog niet stuk is, ligt de terugverdientijd op twee jaar, dat past dus allemaal ruim binnen de vijf jaar die je hebt tot 2023.”

De ervaring van CFP Green Buildings is dat zelfs energielabel A budgetneutraal behaald kan worden, omdat het ene deel van het geld al is gereserveerd voor onderhoud en renovatie en het andere deel terugverdiend wordt, vanaf het moment dat het gebouw energiezuiniger is geworden.

Energielabel per bouwperiode

Deltaplan Duurzame Renovatie

Bijna 40 procent van onze CO2-uitstoot is afkomstig uit de gebouwde omgeving, dus daar is heel wat winst te behalen. Voor het verduurzamen van de utiliteitsbouw is er nu het Deltaplan Duurzame Renovatie waaraan CFP en DGBC ook deelnemen. Het klimaatakkoord van Parijs is daarbij het gezamenlijk uitgangspunt. “Het is de bedoeling dat alle partijen die zich hierbij hebben aangesloten én de overheid tot een roadmap gaan komen. Hierin komt te staan welke stappen we moeten gaan zetten, wie wat moet doen en welke resultaten we willen behalen”, licht Van Doorn toe. Er zijn inmiddels werkgroepen samengesteld die met aanbevelingen zullen komen voor de overheid. Omdat de deelnemende partijen het hele spectrum bestrijken, over veel knowhow beschikken en heel goed op de hoogte zijn van wat haalbaar is, zal de politiek de adviezen naar verwachting op waarde weten te schatten. Als dat gebeurt kan het Deltaplan serieus in de steigers worden gezet.

Wat betreft de snelle verduurzaming van de woningsector, ziet Verhagen voor de corporaties twee
belangrijke taken weggelegd: “Meer voorrang voor duurzaamheid in hun strategie en natuurlijk meer investeringen. Corporaties moeten verduurzaming een serieuze plek geven in hun portefeuillestrategie, strategisch voorraadbeheer en een meerjarenonderhoudsplanning. Naast beheersing van de woonkosten en het huisvesten van specifieke groepen. De Nederlandse woningcorporaties bezitten zo’n 2,4 miljoen woningen, ofwel ruim 31 procent van de hele huizenvoorraad. 24 procent bezit een A- of B-label. Dat betekent tegelijk dat maar liefst ruim drie kwart van de huurwoningen energielabel C of lager heeft. We hebben dus nog vijf jaar om ruim 1,8 miljoen huurwoningen zuiniger te maken.”

“Technisch is er veel mogelijk, dat is de moeilijkheid niet bij verduurzamen”, weet Verhagen. “Een of meer labelstappen, direct renoveren naar Nul-Op-De-Meter of sloop en zeer energiezuinige nieuwbouw. Wat nuttig en haalbaar is, verschilt per corporatie en zelfs per woningblok, maar we mogen bij deze gigantische, belangrijke opgave niet gehinderd worden. ”
In het eerder gememoreerde marktonderzoek, ook te vinden op de website van Bouwend Nederland, werden huurders en verhuurders bevraagd over hun redenen om wel of niet te investeren in het zuiniger maken van de woningen. Ze vinden verduurzaming van de woningen allebei belangrijk, maar voorrang kreeg het tot op heden niet, zo blijkt. De huurder mag zelf maatregelen nemen, maar vindt dat vaak een zaak van de verhuurder. Drie op de vijf corporaties vinden op hun beurt dat huurders moeten meebetalen aan verduurzaming, meestal in de vorm van hogere huurlasten. Maar huurders lijken daar alleen onder strikte voorwaarden aan te willen.

Na 2023

Adema stelt dat het mogelijk is om alle gebouwen in 2028 aan energielabel A te laten voldoen. Daar kan hij een eenvoudige rekensom op loslaten. Een pandeigenaar heeft voor de komende tien jaar een onderhouds-, een renovatie- en een energiebudget. Stel, hij heeft per m2 25 euro aan energiekosten en 15 euro aan onderhoudskosten gereserveerd, dat is 40 euro per m2 per jaar. Tel daarbij op een renovatie van eens in de zeven jaar van 35 euro per m2 dan kom je uit op 75 euro per m2; vermenigvuldigd met tien betekent dat een kostenpost van 750 euro voor de komende tien jaar. “Je kunt daarnaast nu al begroten wat het kost om een aannemer te krijgen en je weet welke onderhoudsmomenten er in de komende tien jaar zijn, dus het enige wat je hoeft te doen is sommige budgetten iets naar voren halen en andere iets naar achteren. Als je daar tien jaar de tijd voor hebt, hoeft het niemand extra geld te kosten.”

Het bereiken van het A-label wordt in de komende tien jaar een soort ondergrens, stelt Adema. Volgens het akkoord van Parijs moeten we in 2050 CO2-neutraal zijn en de gemeente Amsterdam wil in 2050 gasloos zijn. Adema denkt echter dat in 2030 al een significant deel van de gebouwen gasloos en/of CO2-neutraal zou kunnen zijn. “Als we straks allemaal een A-label hebben is onze energieconsumptie gehalveerd. Als we in staat zijn om vóór 2030 50 procent van onze energiebehoefte uit groene opwekking als zon en wind te realiseren, dan is de gebouwde omgeving CO2-neutraal. Als je ziet wat er allemaal nog gepland staat aan nieuwe windturbines en parken met zonnepanelen, dan zijn die doelstellingen zeker haalbaar.”

Andere voordelen dan energiebesparing

Van Doorn vindt dat een duurzaam gebouw veel meer is dan alleen een energiezuinig pand. Een gebouw moet ook comfortabel zijn en het moet voor de gebruiker aangenaam zijn om in te verblijven. Een ongezonde omgeving kan immers allerlei gezondheidsklachten veroorzaken, dat kennen we onder de wereldwijd bekende noemer ‘sick buildingsyndroom’. Mensen die een aangename omgeving ervaren, voelen zich prettiger, zijn minder vaak ziek en productiever. Dat is allemaal pure winst bij de hele verduurzamingsoperatie.

Om dit te bereiken moeten de eindgebruikers, bijvoorbeeld de kantoormedewerker of de kinderen op school, zich veel bewuster worden van de mogelijkheden om gebouwen anders in te richten. “Als die eindgebruiker dat ook nog meer gaat inzien en eisen op deze gebieden gaat stellen, dan zullen de vastgoedeigenaren daar wel naar moeten luisteren”, zegt Van Doorn. Om deze zaken draait het natuurlijk allemaal, vindt ook Adema. “Het is belangrijk dat we minder CO2 gaan uitstoten en het is fijn dat je kosten omlaag gaan door energiezuiniger gebouwen, maar een gebouw wordt in de eerste plaats neergezet om mensen gelukkig, gezond en productief te maken. Duurzaamheid is belangrijk, maar het duurzaamste gebouw is niet het gebouw dat nu op een of ander industrieterrein wordt neergezet, voorzien van allerlei duurzame materialen, maar een al bestaand gebouw waarin mensen zich goed voelen.”

Circulaire economie

Adema wijst er ten slotte nog op dat we toe moeten naar een circulaire economie. We moeten stoppen met het uitputten van de aarde, ophouden met het eenmalig gebruiken van grondstoffen. Om dat te bereiken mogen we geen grondstoffen meer aan de bodem onttrekken en in de tweede plaats geen materialen uit de huidige kringloop weggooien of verbranden. Voor gebouwen is dat gegeven heel interessant, stelt hij. Een gebouw kan niet verduurzaamd worden door het te vervangen door een nieuw exemplaar. Gebouwen kunnen circulair gemaakt worden door ze juist in stand te houden; ervoor te zorgen dat er geen fossiele brandstoffen meer gebruikt worden en daarnaast de gebouwen flexibeler, gezonder en prettiger maken om in te verblijven. “Het is de grote opgave om al onze gebouwen circulair te maken. Ook dit kunnen we voor elkaar krijgen door gebruik te maken van de bestaande budgetten voor onderhoud, renovatie en energie.”