Steeds meer scholen bewegen zich in de richting van gepersonaliseerd onderwijs. Een concept dat zich lastig laat definiëren. Kort gezegd gaat het over leerdoelen, afstemming op het individu en ruimte voor eigen regie en eigenaarschap. Leren en lesgeven waarbij leerlingen meer gemotiveerd en betrokken kunnen raken.
Gepersonaliseerd leren
Gepersonaliseerd leren is een ontwikkeling die veel verwachtingen wekt, aldus Martijn Meeter. Hij is hoogleraar Onderwijskunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Volgens hem kan met gepersonaliseerd onderwijs twee dingen worden bedoeld. Allereerst is er personalisatie voor de leerling, waarbij de leraar taken klaarzet die idealiter geheel afgestemd zijn op elk afzonderlijk kind. Deze kan er vervolgens zelfstandig mee aan de slag. En personalisatie door de leerling, waarbij het kind zelf een grote inspraak heeft in wat de leerdoelen zijn en hoe deze te bereiken. “In Nederland wordt vooral de eerste uitvoering gezien”, legt Meeter uit. “De leerdoelen liggen immers vast en er zijn centrale examens waar scholen naar toe moeten werken. Maar dat betekent niet dat de tweede vorm onmogelijk is.”
Een feit dat de praktijk al heeft uitgewezen. Zo is er een school waar de leerlingen helemaal zelf mogen bepalen wat zij willen leren en is dus sprake van sterk gepersonaliseerd onderwijs. De instelling bevindt zich in Limburg, maar er zullen snel nieuwe locaties volgen. “Daarnaast zijn er veertig scholen die een speciaal portal gebruiken”, zegt Meeter. “Dit is een digitaal systeem waarmee taken aan de leerlingen kunnen worden aangeboden. Personalisatie kan dus door elke school anders worden ingevuld.”
Invulling van onderwijs
Toch geeft het overgrote deel van de scholen nog steeds de voorkeur aan lessen in de traditionele vorm, zegt Amber Walraven, universitair docent bij de Radboud Docenten Academie. Hierbij wordt enkel onderscheid gemaakt tussen leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en degenen die geen verdere uitleg behoeven. Wel is een verandering gaande in hoe scholen hun onderwijs invullen, benadrukt ze. “Zo zijn er instellingen waar niet meer wordt gewerkt met vaste toetsmomenten, maar waar leerlingen zelf mogen bepalen wanneer de ondervraging plaatsvindt. Zo kunnen ze op hun eigen tempo door de leerstof heen werken.”
Volgens Walraven zijn het vooral de nieuwe scholen waar gepersonaliseerd leren wordt toegepast. “Scholen of instellingen die al langer bestaan, zullen eerder kiezen voor adaptief onderwijs. Hierbij wordt de voortgang van de leerlingen gevolgd door een virtueel systeem, terwijl bij personalisatie de leerlingen het heft in eigen handen nemen.”
Minder kosten en meer keuze
Voor de docenten betekent personalisatie dat zij geen hele klas meer hoeven aan te sturen, aldus Meeter. Zij worden in plaats daarvan een soort coach en helpen kinderen in kleine groepen of op individueel niveau met de lesstof. Maar meer vrijheid voor de leerlingen kan voor de docenten minder vrijheid betekenen. De ruimte om elke week opnieuw te beslissen wat je in de les wilt doen, verdwijnt. “Daarnaast moeten leraren veel meer samenwerken met collega’s, want gepersonaliseerd onderwijs werkt alleen als het hele team zich verantwoordelijk voelt voor de leerlingen.” Toch biedt de onderwijsvorm ook veel mogelijkheden, zegt Walraven. Zo kunnen leraren hun instructies heel gericht op leerlingen toespitsen. Ook neemt het systeem een deel administratie weg, aangezien er beter overzicht is en de leraar niet alles hoeft te toetsen. En in het geval dat de leerlingen zelf mogen bepalen wanneer zij lessen volgen, zijn minder klaslokalen nodig. Walraven: “Hierdoor hoeven minder mensen aanwezig te zijn, er kan met kleinere gebouwen worden gewerkt en er zijn flexibelere vakantiedagen mogelijk. Uiteindelijk kan dit niet alleen een kostenbesparing teweegbrengen, maar ook een verspreiding van de werkdruk.”
Voor de leerlingen kan gepersonaliseerd onderwijs meer zicht geven in de leerlijn die zij moeten doorlopen. Zo zien ze duidelijk waar ze nu staan, wat ze al kunnen en waar ze nog heen moeten om de volgende stap te behalen. “Dit zou hun leerplezier ten goede kunnen komen”, zegt Walraven. “Ze krijgen het gevoel dat ze iets kunnen bereiken, waardoor hun motivatie wordt vergroot.”
Daarnaast kunnen leerlingen meer eigenaarschap gaan voelen en zelf hun leerprocessen sturen, aldus Meeter. Ze krijgen volop keuze en kunnen op hun eigen niveau werken, waardoor sommige vakken sneller en op een hoger niveau kunnen worden afgesloten. “Maar feitelijk is dit nog allemaal theorie, het is de vraag of het wel echt zo uitpakt.”
Grotere kloof tussen leerlingen
Zo kan de onderwijsvorm ook gevaren met zich meebrengen. Volgens Meeter wordt onterecht van de gedachte uitgegaan dat in het geval kinderen modules afvinken ze dan alles geleerd hebben. “Daarnaast kan een gepersonaliseerd systeem de verschillen tussen kinderen vergroten. Er zullen een aantal zijn die erg profiteren en snel kunnen werken, terwijl een andere groep achterblijft.”
Ook Walraven beaamt dit risico. Leerlingen die thuis wel extra kunnen oefenen zullen makkelijker door het systeem heen gaan dan degenen die dit niet kunnen, legt ze uit. Bovendien bestaat de kans dat zij niet meer ‘gezien’ worden. Het systeem registreert immers alleen of een antwoord goed of fout is en ziet niet welke context hierachter schuilt. Een docent kan daarentegen met het kind in gesprek gaan en de oorzaak van het slechte cijfer onderzoeken. Bovendien beschikt niet elke leerling over evenveel regulatievaardigheden om een eigen leerlijn te kunnen inrichten. Kinderen die de meeste behoefte hebben aan structuur en iemand die vertelt wat ze moeten doen, zullen nog een grotere achterstand oplopen.
Daarnaast is het mogelijk dat leerlingen straks enkel nog voor vakken kiezen die ze leuk vinden. Maar er blijven altijd studieonderdelen die noodzakelijk zijn en waarvan de maatschappij vindt dat je daar enige weet van moet hebben, benadrukt Walraven. “School is er ook om je wereld te openen. Er dient dan ook een balans te zijn tussen autonomie van de leerling en structuur waarbij iemand zegt welke kennis is vereist.”
Revolutie in het onderwijs
Genoeg voordelen dus, maar ook veel nadelen. Wat betekent dit voor de toekomst? Er is niet één vorm van onderwijs die het beste werkt, aldus Walraven. “Zolang er maar een mix bestaat van goede lessen, instructie, individueel werken, samenwerken, adaptieve en maatschappelijk relevante opdrachten. Dat is in mijn optiek het belangrijkste.”
Meeter heeft nog twijfels bij het gepersonaliseerde onderwijs. Hij wijst op een onderzoek waaruit bleek dat het werken met dit soort systemen wel leidt tot meer leren, maar niet tot meer gemotiveerde leerlingen. Die belofte bleek dus niet te zijn waargemaakt. Toch baart hij zich over de toekomst geen zorgen. “Gepersonaliseerd leren kan worden beschouwd als onderwijsrevolutie, maar wel een die relatief langzaam verloopt. Leidt de nieuwe vorm niet tot de gewenste resultaten, dan zullen we dat ontdekken nog voor het landelijk wordt ingevoerd. Het is slechts een kwestie van zien hoe het uitpakt.”