Werklozen die korter recht hebben op een WW-uitkering vinden sneller werk. Dit betekent dat een verlaging van de maximale uitkeringsduur leidt tot kortere werkloosheid. Ook heeft een kortere uitkeringsduur nauwelijks effect op de kwaliteit van de gevonden banen. De totale inkomsten van WW’ers worden zelfs hoger als de maximale WW-periode afneemt. Dit blijkt uit onderzoek van Nynke de Groot waarop ze vrijdag 16 februari aan de Vrije Universiteit Amsterdam promoveert.

Hogere inkomsten bij kortere WW-periode

De Groot onderzocht voor haar promotieonderzoek de effectiviteit van een aantal beleidsinstrumenten, zoals de maximale WW-duur. In oktober 2006 werd de gemiddelde maximale WW-duur verkort met vier maanden. De Groot laat in haar onderzoek zien dat het verkorten van deze maximale uitkering de baanvindkans verhoogt. Als de maximale WW-duur met 10 weken verkort wordt, hebben werkzoekenden gemiddeld 6 tot 9 dagen minder nodig om een baan te vinden. Doordat WW-ers sneller werk vonden, verhoogde de verkorting van de WW-periode de totale inkomsten van werkzoekenden in de eerste 3 jaar na instroom in de WW met zo’n € 500. Dit is vooral het geval voor personen die een relatief lange uitkeringsperiode hadden, voor werklozen met een kortere uitkeringsperiode zijn de effecten aanzienlijk kleiner.

Sollicitatietraining vergroot baankans

Daarnaast onderzocht De Groot in samenwerking met het UWV de sollicitatietrainingen “Succesvol naar Werk” voor oudere werkzoekenden. Deelname aan deze trainingen blijkt de kans op de uitstroom uit de WW binnen een jaar te vergroten met ruim 4 procentpunt, van 38% naar 42%. Door de training vinden deelnemers eerder werk dan zonder de training. Daarbij blijken wel alleen middelbaar en hoger opgeleiden baat te hebben bij de training. Tot slot deed De Groot onderzoek naar premiedifferentiatie van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Premiedifferentiatie in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Uit het onderzoek blijkt dat premiedifferentiatie de instroom van arbeidsongeschiktheid kan verminderen en de uitstroom uit de arbeidsongeschiktheid kan verhogen. De effectiviteit hangt echter sterk af van de context. Als de werkgevers ook andere sterke financiële prikkels hebben om ziekte te voorkomen, zoals de loondoorbetaling bij ziekte van twee jaar, dan heeft de extra prikkel van premiedifferentiatie geen effect meer. Bovendien bleek uit het onderzoek dat premiedifferentiatie ook neveneffecten heeft: een hogere premie verhoogt de kans op een faillissement, fusie en de WW-instroom.

Bron: VU Amsterdam