De combinatie van de onderwerpen digitalisering en overheid zal bij menigeen een beeld oproepen van DigiD, gemeentelijke websites en digitale belastingformulieren. Dat er gewerkt wordt aan het toepassen van digitale technologie binnen de overheid zelf klopt – hiermee wordt gestreefd naar een meer digitale vorm van dienstverlening en besturing van het land. Digitalisering creëert echter nog een ander vraagstuk voor de overheid, omdat nieuwe technologieën en mogelijkheden ook buiten de overheid een grote impact hebben. Het is aan bestuurders van het land om zowel de eigen digitalisering als die van de samenleving in goede banen te leiden, zodat Nederland kan blijven meespelen op het wereldtoneel.

Ingrijpende verandering

Het zijn twee heel grote vraagstukken, stelt Steven Luitjens, directeur Informatiesamenleving en overheid bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Aan de ene kant gaat het erom wat de overheid zelf doet met technologie om te zorgen dat het als instituut optimaal functioneert. Dat gaat verder dan dienstverlening naar burgers en ondernemers. “Je kunt digitalisering inzetten voor de belastingaangifte, maar bijvoorbeeld ook bij het reguleren van de doorstroom van het landelijke wegennetwerk, de werkzaamheid van bruggen en tunnels, de waterhuishouding of voor de functies van het ministerie van Defensie”, licht Luitjens toe. Dat is echter slechts een kant van het verhaal. De andere kwestie heeft te maken met het feit dat digitalisering de samenleving ingrijpend verandert. “Het doet iets met de verhouding tussen overheid en burgers, burgers en bedrijven en bedrijven en de overheid”, legt hij uit. Voor de overheid volgen daaruit de vragen wat men hiervan vindt als samenleving en hoe men ermee omgaat.

Zo wil een moderne boer wellicht een drone boven het veld laten vliegen om data te verzamelen aan de hand waarvan er efficiënter en duurzamer geteeld kan worden. Om dat mogelijk te maken moet de boer de verzamelde data uploaden naar een dienstverlener voor analyse. Omdat hij of zij echter in zogeheten buitengebied woont, is de snelheid van het internet daar niet hoog genoeg om dit soort datasets te versturen. “Dus die boer moet met een laptop naar familie toe, omdat de overheid de digitale infrastructuur niet overal als prioriteit ziet”, vat Luitjens samen. “Dat terwijl je het overal nodig zal hebben voor slimme auto’s, drones, de scheepvaart en meer.”

Digitale overheid

Waar overheidsbeleid in dat soort gevallen zou moeten helpen een betere digitalisering mogelijk te maken, ligt er ook de taak om disruptieve digitale innovatie in goede banen te leiden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de opkomst van volledig digitale bedrijven die via een online platform diensten zoals televisie of taxi’s aanbieden of het gebruik ervan faciliteren, zegt Michiel Steltman, directeur van Stichting Digitale Infrastructuur Nederland. Hij wijst erop dat dit soort digitale innovatie zo disruptief is omdat deze platforms innoveren en concurreren met bestaande bedrijven binnen bestaande sectoren. “Terwijl ze zelf eigenlijk niets nieuws creëren, enkel faciliteren.” Dit soort bedrijven spelen met hun vernieuwende ideeën een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Nederlandse digitale landschap, maar creëren tegelijkertijd vraag naar nieuwe of aangepaste spelregels.

‘Vernieuwing is nooit af’

Van dit soort digitale innovators kan de overheid veel leren. “De manier waarop de overheid veelal digitaliseert, is door bij een bestaand systeem een website of applicatie te bouwen”, beschrijft Steltman. “Die digitale platforms daarentegen bestaan uit IT. Ze gebruiken het niet, ze zijn het.” Dat heeft meteen een groot effect op de bedrijfsvoering. Die is lean en agile – men is continu aan het veranderen en verbeteren om almaar sterker, groter en veiliger te worden. Dat is een heel andere manier van werken dan bij klassieke organisaties zoals de overheid. Daar wordt bijvoorbeeld een specifiek bedrag vrijgemaakt voor een tweejarig project, waarna de innovatie af moet zijn. “Maar echte innovators zijn nooit klaar en vernieuwing is nooit af”, vindt Steltman. Volgens Luitjens is een gebrek aan ruimte om te experimenteren een van de oorzaken achter een te langzaam vernieuwende overheid. “Vanuit de politiek ervaren overheidsorganisaties grote druk om niet te veel uit te proberen.”

Hoewel hij erkent dat er kritisch moet worden omgegaan met belastinggeld, meent hij dat dit niet ten koste moet gaan van mogelijkheden om nieuwe wegen in te slaan. Dat projecten soms duurder uitvallen of de gewenste resultaten uitblijven, is onvermijdelijk en ook dat zou geen reden mogen zijn om innovatie zoals digitalisering uit de weg te gaan, vindt Luitjens. Men zou het moeten beschouwen als leergeld, omdat de lessen die geleerd zijn in de duurdere projecten veel waarde kunnen hebben voor toekomstige projecten. Daarnaast moet men af van het idee dat digitalisering enkel een middel is om kostenbesparingen te realiseren of zaken sneller te kunnen doen. “Digitalisering is een absolute randvoorwaarde om beleidsdoelen te bereiken. Als we de zorg betaalbaar willen houden, is digitaliseren een van de eerste dingen die we moeten doen. Datzelfde geldt als we het land niet krakend tot stilstand willen laten komen vanwege volledig dichtgeslibde wegen.” Ook Steltman beaamt dat de dynamiek binnen de overheid zelf een rol speelt bij het bemoeilijken van innovatie. Hij geeft aan dat de meest innovatieve ideeën ontstaan wanneer een paar mensen ergens op een zolderkamertje simpelweg ergens aan beginnen en iets nieuws creëren met bestaande mogelijkheden. Binnen de overheid gebeurt echter vaak het tegenovergestelde. Daar gaat het meteen om enorme projecten waarmee onmiddellijk veel geld en mensen gemoeid zijn.

Goede hoop

Toch is het niet enkel slecht nieuws. “Ook binnen de overheid zijn digitale pareltjes te vinden”, zegt Steltman. Volgens hem doet bijvoorbeeld de Belastingdienst – ondanks alle kritiek – een aantal mooie dingen op het gebied van automatisering en digitale dienstverlening. Daar sluit Luitjens zich bij aan. Hij wijst erop hoe massaal de Belastingdienst te werk moet gaan. Dat men er dan toch in slaagt om innovatie in de vorm van digitalisering te implementeren, is geen kleine prestatie. Ook heeft hij, gebaseerd op het huidige regeerakkoord, goede hoop voor de toekomst. “Als je het huidige akkoord vergelijkt met die van daarvoor, dan heeft er nog nooit zoveel over digitalisering ingestaan als in deze. Van de gezondheidszorg tot mobiliteit, van belasting tot energietransitie en van dienstverlening tot boeven vangen: het staat op de agenda.”

Wist je dat?
Nederland behoort tot de kopgroep van EU-28landen met de meeste huishoudens die toegang hebben tot internet. In 2017 had 98 procent van de Nederlandse huishoudens thuis internet, het Europese gemiddelde was 87 procent.
Bron: CBS
 
In Afrika groeit het aantal internetgebruikers ieder jaar het meest: 20 procent per jaar.
Bron: We Are Social
 
In Thailand besteden mensen dagelijks gemiddeld de meeste tijd op het internet: 9 uur en 28 minuten.
Bron: GlobalWebIndex
 
In 2016 is er 250 miljoen keer ingelogd op DigiD.
Bron: Logius