Zorg voor een kalf in de eerste uren in het leven is van essentieel belang voor de gezondheid van het dier. Daarnaast zorgen een goede start en opfok van kalveren voor een hogere melkproductie op latere leeftijd. De veehouder is de belangrijkste schakel in de zorg voor het kalf. Daarin is vaak nog verbetering mogelijk.

Een goede start belangrijk voor gezondheid kalf

De eerste dagen en weken na de geboorte van het kalf zijn erg belangrijk voor de weerstand, vertelt Kees van Reenen, onderzoeker gezondheid en welzijn runderen aan de WUR (Wageningen University & Research). Goede huisvesting en de juiste voeding in combinatie met voldoende zorg en aandacht van de veehouder zijn daarbij essentieel. Het begint al direct na de geboorte, legt Van Reenen uit, wanneer een kalf biest nodig heeft. Biest is de eerste moedermelk en bevat unieke bestanddelen, waaronder antilichamen. Het kalf is afhankelijk van de biest voor de opbouw van haar weerstand. De antilichamen in de biest helpen namelijk bij het bestrijden van infecties, zoals diarree en luchtweginfecties, waar jonge kalveren extra kwetsbaar voor zijn. Na de eerste periode dient het kalf de juiste kalvermelk (kunstmelk) te krijgen, vergezeld van het juiste vaste voer. Uiteindelijk wordt tijdens de opfok de overgang gemaakt naar een rantsoen bestaande uit enkel vast voer.

Daarnaast dient een kalf voor goede hygiëne een schoon en droog hok te hebben dat voorzien is van de juiste temperatuur en ventilatie, zodat de kans op ziekte wordt geminimaliseerd. Van Reenen benadrukt dat jonge kalfjes kwetsbaar zijn en dus de nodige aandacht vereisen. “De laatste wetenschappelijke kennis suggereert dat een goede start nog belangrijker is dan al werd gedacht.” Met name vroege voeding is van groot belang. Van Reenen vertelt dat steeds meer onderzoek laat zien dat de kwaliteit en hoeveelheid van biest en kalvermelk belangrijke factoren zijn voor de gezondheid van het kalf. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat de hoeveelheid kalvermelk tijdens de vroege opfok niet alleen invloed heeft op de gezondheid en de ontwikkeling van het kalf, maar ook op haar melkproductie wanneer zij doorgegroeid is tot koe.

Kalversterfte

De verwachting is dat het geven van de juiste voeding en verzorging de kalversterfte omlaag kan brengen. Frederieke Schouten, voormalig veearts en beleidsmedewerker bij Dier & Recht, vertelt dat de kalversterfte relatief veel voorkomt in Nederland. Dier & Recht stelt zelfs in een rapport van januari 2017 dat het sterftepercentage ieder jaar toeneemt in Nederland. Bij veel veehouderijen gaat het echter wel goed. “Het gaat om ongeveer 10 procent van de melkveehouderijen waar het hoogste sterftepercentage voorkomt”, aldus Schouten. Waar het vaak beter kan, is bij de biestvoorziening. Van Reenen vertelt dat het belangrijk is dat de eerste biest zo snel mogelijk gegeven wordt omdat de antilichamen uit de biest tijdens de eerste uren na de geboorte het best door het kalf kunnen worden opgenomen. Schouten vult aan: “Die biest moet het kalf direct na geboorte krijgen, maar omdat het kalfje dan veelal niet meer bij de moeder is, moet deze eerst gemolken worden.” Als gevolg hiervan duurt het vaak te lang voor het kalf de melk krijgt, is de melk vervuild of is er te weinig melk voor het kalf. Hierdoor kan het kalf opgroeien met een verminderde weerstand en zelfs sterven aan infecties als gevolg daarvan.

Situatie kalf verbeteren

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft, naar aanleiding van de campagne van Dier & Recht om kalversterfte te verlagen, aangegeven extra onderzoek te gaan doen bij bedrijven waar veel kalfjes sterven. Bij dit onderzoek zal worden gekeken of deze bedrijven de wet overtreden, en wanneer de zorg van de kalfjes tekortschiet kan de organisatie dwingen tot aanpassingen of boetes geven. Schouten vindt dit een goede zaak en hoopt dat de organisatie ook zal onderzoeken wat de oorzaken zijn van de kalversterfte, zodat hierop ingespeeld kan worden. Volgens Van Reenen is de veehouder de belangrijkste schakel in het tegengaan van kalversterfte. “Het is geen onwil bij de veehouders, maar soms is er minder tijd of aandacht voor het kalf.” Schouten voegt hieraan toe dat het soms ook een kwestie is van ‘het niet goed in de vingers hebben’. “Het meten van de biestvoorziening om te zien of deze in orde is, is een belangrijke stap in het terugdringen van kalversterfte.” Daarnaast zouden trainingen voor het opfokken van kalveren een goede aanvulling kunnen zijn.

Vroege ondersteuning aan kalf

Het bieden van juiste ondersteuning aan het kalf moet al beginnen bij de drachtige koe, stelt Van Reenen. “Onderzoek wijst uit dat de verzorging van de drachtige koe niet alleen bepalend is voor de ontwikkeling van het ongeboren kalf, maar ook invloed heeft op hoe het kalf zal uitgroeien tot koe.” Om deze reden is hij van mening dat de verzorging van het kalf integraal moet worden opgepakt; van de drachtige koe tot de goede start en de verzorging daarna.

Wanneer veehouders dit goed oppakken, heeft dat volgens hem een tweeledig positief effect: de kalversterfte zal afnemen en de veehouder zal er uiteindelijk een betere melkkoe aan overhouden. Voor melkveehouders is het niet altijd makkelijk om met name de langetermijnvoordelen van een goede kalveropfok in te zien. “Bij koeien ziet een veehouder direct een negatief effect op de melkproductie als in de verzorging iets misgaat. Bij kalveren is het effect van een minder goede verzorging pas veel later zichtbaar”, legt de WUR-onderzoeker uit. Als gevolg hiervan kan het zijn dat de prioriteit soms te veel bij de koeien ligt. Schouten merkt op dat een kalfje op een melkveehouderij minder aandacht krijgt. “Slechts 30 procent van de kalfjes wordt een melkkoe. De rest wordt verkocht aan vleeskalverenbedrijf en is dus een soort restproduct. Vooral die kalfjes zijn minder waard.”

Bewustzijn vergroten

De kennis dat een goede start van het kalf invloed heeft op de latere leeftijd van het dier is er wel, stelt Van Reenen. Niet iedereen is zich er echter even bewust van. Bij het vergroten van het bewustzijn omtrent dit onderwerp ziet hij voor meerdere partijen een verantwoordelijkheid. Zo zal de sector zelf een rol kunnen spelen door het delen van kennis. Hier horen ook de zogenoemde erfbetreders bij, zoals vertegenwoordigers van producenten van kalvermelk en ruw- en krachtvoer. Daarnaast is hij van mening dat dierenartsen aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen. Dit wordt beaamd door Schouten: “Dierenartsen kunnen goed aangeven wat van belang is voor het kalf en waar het misgaat in de verzorging.” Het vergroten van het bewustzijn is essentieel, concludeert Van Reenen. Het zal de gezondheid en het welzijn van het kalf vergroten, maar ook de productiviteit van de melkkoe. En dit is interessant voor de melkveehouder, want: “alles wat je in je kalf stopt, krijg je terug van je koe.”