Het aantal huishoudens dat veel huur betaalt in verhouding tot het inkomen, is in 2015 gelijk gebleven. In dat jaar waren er 370 duizend huishoudens met huurtoeslag die “duur scheefwoonden”. In totaal ontvingen zij bijna 1,1 miljard euro huurtoeslag. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe inkomensgegevens van 2015.

Jarenlang is het aantal dure scheefwoners gestegen. Van duur scheefwonen is sprake als huurders op grond van hun inkomen en vermogen recht op huurtoeslag hebben en de huur van hun woning hoger is dan de zogenaamde aftoppingsgrens (576,87 euro per maand voor één- en tweepersoonshuishoudens, 618,24 euro voor grotere huishoudens). Ligt de huur onder de deze grens, dan is er sprake van passend wonen. Het aandeel dure scheefwoners onder huishoudens met huurtoeslag steeg van ruim 9 procent in 2006 naar ruim 28 procent in 2014. In 2015 daalde het percentage voor het eerst, naar bijna 27 procent van alle huurtoeslagontvangers.

Meer huurtoeslag uitgekeerd

De totale kosten van de huurtoeslag stegen van 2,8 miljard euro in 2014 tot 3,1 miljard euro in 2015. Deze toename is het gevolg van de groei van het aantal huurders met huurtoeslag, de verdere stijging van de huren in de sociale huursector en de verhoogde grensbedragen in de huurtoeslagsystematiek. De huishoudens die niet scheef maar passend wonen, ontvingen ruim 2 miljard euro huurtoeslag in 2015.

Zelfstandigen vaker dan gemiddeld dure scheefwoner

Het percentage dure scheefwoners onder de huishoudens die huurtoeslag ontvangen is met 36 procent het grootst bij huishoudens met voornamelijk inkomen uit een eigen onderneming. Ook bij de groep met vooral inkomen uit arbeid is het percentage bovengemiddeld hoog (32 procent). Onder huishoudens met hoofdzakelijk een pensioeninkomen of een bijstandsuitkering ligt het percentage met 25 procent juist iets lager dan gemiddeld. Duur scheefwonen komt naar verhouding ook vaak voor bij eenoudergezinnen met huurtoeslag (37 procent). Bij paren -zowel met als zonder kinderen- ligt het aandeel eveneens boven het gemiddelde. Bij alleenstaanden komt duur scheefwonen het minst vaak voor (21 procent). De samenhang met leeftijd is beperkt: bij jongeren ligt het aandeel dure scheefwoners licht boven het gemiddelde, bij ouderen juist iets daaronder. De migratieachtergrond speelt geen rol; op dit vlak is er geen verschil tussen westerse en niet-westerse huurtoeslagontvangers.

Dure scheefwoners hebben naar verhouding minder te besteden

Huishoudens die duur scheefwonen hadden in 2015 gemiddeld een hoger gestandaardiseerd inkomen dan passend gehuisveste huishoudens, 13 600 euro tegen 13 000 euro. Door het dure scheefwonen was hun besteedbare ruimte na aftrek van de netto huurlasten gemiddeld echter iets lager dan bij de passend wonende huishoudens. Dure scheefwoners hielden na aftrek van de huurlasten gemiddeld 74 procent van hun besteedbare ruimte over, tegen 78 procent bij de passend wonende huishoudens. Bij alleenstaanden was de kloof in besteedbare ruimte tussen scheefwoners en passend wonenden relatief het grootst. Alleenstaanden zijn bovendien het meest kwijt aan huurlasten, ongeacht al dan niet duur scheefwonen.

Bron: CBS