Met hersenscanners bekijken waar iemand aan denkt. Het is nu nog toekomstmuziek, maar de technologieën om het brein te ‘lezen’ ontwikkelen zich snel. Schendt het gebruik van dergelijke technologie iemands privacy? Giulio Mecacci en Pim Haselager van de Radboud Universiteit beschrijven in Science and Engineering Ethics hoe ethici en beleidsmakers de implicaties van hersenlezende technologie kunnen beoordelen aan de hand van vijf criteria.
Breinactiviteit meten
Met behulp van technologieën als functional Magnetic Resonance Imaging (fMRI) en elektro-encefalogram (EEG) verzamelen we informatie over iemands breinactiviteit. Naast deze breinactiviteit geeft iemand ook in gedrag uiting aan een bepaalde gemoedstoestand, zoals gepijnigd zijn, verliefd zijn, haat. Wanneer deze informatie gecombineerd wordt, worden er associaties gelegd tussen breinactiviteit en gemoedstoestand. Door deze associaties in een algoritme te vatten, volgt de gemoedstoestanden uit iemands breinactiviteit. Oftewel: zijn iemands ‘gedachten’ te lezen.
Zijn je gedachten nog wel van jou?
‘Hersenlezende’ technieken kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden, bijvoorbeeld om ‘locked-in’ patiënten, die volledig bij bewustzijn zijn maar geen enkele controle meer hebben over hun lichaam, te helpen communiceren. Maar de toepassingen roepen ook vragen op: zijn je gedachten nog wel van jou? En kan je op jouw gedachten afgerekend worden, bijvoorbeeld in de rechtbank? Om deze ethische en wettelijke vraagstukken te beoordelen is een kader nodig, stellen Mecacci en Haselager.
Vijf criteria
Het kader bestaat uit vijf criteria: nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, informativiteit, verbergbaarheid en afdwingbaarheid. Nauwkeurigheid en betrouwbaarheid gaan over hoe goed de methode een bepaalde gemoedstoestand kan meten. Informativiteit laat zien hoe relevant de gegevens zijn voor een praktische toepassing. Verbergbaarheid en afdwingbaarheid zijn belangrijk voor de beoordeling van mogelijke overtredingen van geestelijke privacy en burgerrechten. Giulio Mecacci: ‘Deze laatste criteria behandelen vragen als: in hoeverre weet iemand dat zijn gedachten ‘gelezen’ worden? En hoe ver mag je gaan om een hersenlezende methode te gebruiken tegen iemands wil?’
Wat als we de gedachten van een pedofiel kunnen lezen?
Mecacci en Haselager laten zien wat de criteria inhouden door ze toe te passen op een bepaald scenario: Wat als een hersenlezende methode pedofielen kan identificeren? Pim Haselager: ‘We vermoeden dat de maatschappij bereid is om ver te gaan in dit scenario. Daarom kunnen we zo’n scenario gebruiken om het thema ‘geestelijke privacy’ scherp te stellen. Of iemand dus het recht heeft om zijn of haar gedachten en gevoelens privé te houden.’
Mogelijkheden van een hersenscanner
Hoewel de huidige mogelijkheden om hersenlezende technologieën toe te passen nog beperkt zijn, vinden de wetenschappers dat de maatschappelijke discussie al op gang moet komen. ‘Er wordt al over gediscussieerd, maar naar ons inzicht nog niet erg systematisch. Daarom hebben we deze criteria ingebracht, zodat afweging van voors en tegens van de verschillende implicaties van hersenlezen systematischer en overzichtelijker kan plaatsvinden’, aldus Haselager. Giulio Mecacci voegt toe: ’Door het kader dat wij beschrijven toe te passen, realiseer je je dat het lezen van gedachten verre van simpel is.’
Bron: Radboud Universiteit