De consumptie van pluimveevlees is de afgelopen jaren sterk gegroeid, wereldwijd en in Nederland. Dat komt omdat pluimveevlees een gemakkelijk en snel te bereiden product is met een relatief gunstige prijs. In 2016 aten we 22 kilogram per hoofd van de bevolking. Daarvan is achttien kilo puur kippenvlees en vier kilo ander pluimveevlees, zoals eend of kalkoen. Het is jammer dat niet iedereen beseft hoe belangrijk de sector voor Nederland is, vindt Gert-Jan Oplaat, voorzitter van de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI). Maar ook de sector zelf moet meer aan de weg timmeren. “Niet achter de schermen werken, maar de schermen weghalen en de consument laten zien dat we goed en verantwoord bezig zijn.” De pluimveeketen in Nederland bestaat uit fokbedrijven, broederijen, pluimveebedrijven, slachterijen en een groot aantal toeleverende en dienstverlenende bedrijven, waaronder voer-fabrikanten, dierenartsen en dier-geneesmiddelenproducenten.

Het proces begint bij de fok en vermeerdering, waar de bevruchte broedeieren worden geproduceerd. Uit de broedeieren worden in een broederij de kuikens geboren die opgroeien tot leghennen of vleeskuikens. De laatsten gaan naar een vleeskuikenbedrijf en uiteindelijk naar een vleeskuikenslachterij. Daar wordt het vlees na het slachten versneden, verwerkt en verpakt en gedistribueerd naar afnemers in binnen- of buitenland. Door goede samenwerking tussen de ketenpartners is de Nederlandse vleeskuikensector in staat een hoogwaardig, betaalbaar en duurzaam product te leveren, stelt Oplaat. Bij zijn belangenorganisatie zijn ondernemers aangesloten die pluimvee slachten, bewerken en verwerken en die handelen in pluimveevlees en levend slachtpluimvee. De zestig leden exporteren met elkaar 2,7 miljard euro aan pluimveevleesproducten per jaar. “In de westerse wereld eten we relatief veel wit borstvlees.

Specifieke pluimveedelen, zoals loopvoetjes, vleugels en magen kunnen hier nauwelijks worden afgezet. Dat betekent dat we meer kippen moeten slachten om aan de vraag naar wit borstvlees te voldoen.” Van resterende kipdelen (en dat is bijna 70 procent van de kip) wordt relatief veel geëxporteerd naar landen in onder andere Azië en Zuid- Afrika. Er wordt niets weggegooid; elk deel van het dier wordt gebruikt. Export is bovendien noodzakelijk om de kip in Nederland betaalbaar te houden. Mede dankzij de hoge kwaliteitsstandaarden is de Nederlandse pluimveevleessector in staat om het hele dier te verwaarden. Voor het verkrijgen en behouden van internationale markttoegang wordt samengewerkt met Nederlandse ambassades op verschillende continenten.

Verantwoord en veilig

De ondernemers in de sector die hij vertegenwoordigt noemt Oplaat gepassioneerd en innovatief. Dat vertaalt zich onder meer naar slachterijen die zijn uitgerust met de laatste technologie en in energie-neutrale stallen. Als voorbeeld van een duurzame ontwikkeling noemt hij dat 50 procent van alle mest van de Nederlandse vleeskuikens in een mestverbrandingscentrale wordt verwerkt en wordt omgezet in energie waarmee een stad ter grootte van Breda van elektriciteit wordt voorzien. Bij het ontwikkelen van innovaties wordt vaak samengewerkt met de Landbouwuniversiteit Wageningen. “We lopen voorop in de wereld”, zeg Oplaat. “Niet voor niets komen er regelmatig delegaties uit het buitenland om te kijken hoe wij het hier doen.” Oplaat benadrukt dat de pluimveesector meegaat met de veranderende samenleving. Dat uit zich in aandacht voor factoren als milieu, diergezondheid, dierenwelzijn, betaalbaarheid, voedselkwaliteit en voedselveiligheid. Met het oog op dat laatste stellen de pluimveehouders eisen aan het voer, voeren zij salmonellatesten uit en houden zij toezicht op de groei en de voeropname van hun dieren om direct afwijkingen te kunnen constateren.

Ook tijdens het slachtproces en de verdere verwerking van het vlees vinden voortdurend steekproeven plaats, waarbij de veiligheid van het product wordt getest. Met deze zogeheten farm-to-fork benadering onderscheiden Nederland en de EU zich van hun grootste concurrenten op de wereldmarkt. In landen buiten de EU ligt de focus vaak nog op risicobeperking aan het eind van de keten, bijvoorbeeld door het chemisch ontsmetten van karkassen. Hiermee pakken deze landen echter niet de bron van de besmettingsproblemen aan; besmettingshaarden blijven zo bestaan. Bovendien is die methode maar beperkt effectief, waardoor deze uiteindelijk minder resultaat oplevert. Een besmetting wordt wel in het aantal kiemen gereduceerd, maar verdwijnt niet. Hierdoor kan, afhankelijk van de bewaaromstandigheden, opnieuw een toename van de kiemen ontstaan.

Waarde

Dat de sector zich laat leiden door de vraag vanuit de samenleving vertaalt zich ook in keuzemogelijkheden. De consument kan kiezen uit verschillende soorten kip: scharrel, biologisch, gangbaar en diverse conceptkippen. De laatste is het gevolg van afspraken rond de ‘Kip van Morgen’. Dit beoogt de verdere ontwikkeling van het aanbod aan duurzaam pluimveevlees, met een focus op dierwelzijn. Bijna een kwart van de 11 miljoen kippen die wekelijks worden geslacht zijn conceptkippen. De gangbare kip, die wordt gehouden volgens de basis Europese regelgeving, ligt bijna niet meer in de Nederlandse schappen en is voornamelijk voor export bestemd. “De beste kip bestaat niet”, stelt Oplaat. Elk voordeel heeft namelijk zijn nadeel. De biologische kip heeft meer ruimte, groeit langzamer en wordt anders gevoerd. Maar de gangbare kip heeft een betere CO2-voetafdruk. Dat komt vooral doordat ‘biologisch’ meer voer verbruikt per kilo groei. “Met de fokkerij en de slachterij streeft de boer naar concepten waarin diervriendelijkheid en milieuaspecten zoveel mogelijk worden samengevoegd. Het doel is een kip die economisch haalbaar en betaalbaar is. Voor consument én ondernemer.” Alles draait om het vinden van een goede balans tussen ratio en gevoel. Je hebt te maken met voedsel en voedsel is emotie. Mensen willen weten wat ze eten. Waar het vandaan komt. Maar belangrijk is ook het besef dat dieren in hun natuurlijke omgeving ook als voedsel van waarde zijn. “De mens is een onderdeel van die natuur. Dus ook voor ons geldt die waarde.”

Misverstanden ophelderen

Oplaat pleit voor transparante communicatie over pluimvee en een open dialoog met burgers, consumenten, maatschappelijke organisaties en politiek. Naar elkaar luisteren is essentieel. Dan worden misverstanden voorkomen. Hij noemt daar een paar voorbeelden van: kippen zouden in krappe kooien worden gehouden, er zouden hormonen en antibiotica gebruikt worden en grote stallen zijn slecht voor mens en dier. “Het klopt allemaal niet”, zegt Oplaat. Vleeskuikens lopen vrij rond in een grote stal, hormonen zijn al sinds 1961 verboden in Nederland, het gebruik van antibiotica bij vleeskuikens is sinds 2009 met meer dan 70 procent gedaald en schaalgrootte maakt het mogelijk om belangrijke (maar ook kostbare) investeringen te doen die bijvoorbeeld het dierenwelzijn en milieu ten goede komen.

De voorzitter van de belangenorganisatie vindt dat de politiek meer respect zou moeten tonen voor de pluimveesector en voor de agrarische sector in het algemeen. Beide sectoren zijn van grote betekenis. Nederland is de nummer 2 in de wereld wat de export van agrarische producten betreft. In 2016 ging het om ruim 88 miljard euro: een record. “Blijkbaar is het onderwerp niet sexy genoeg. Dan denk ik: als die boeren het niet meer voor elkaar boksen, waar blijven we dan? Wat wil je dan eten? Zonder boeren weeg je niets meer.”

Meer informatie
Vereniging van de Nederlandse
Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI)
Kokermolen 11, 3994 DG Houten
030 6355252
www.kipinnederland.nl
info@nepluvi.nl