Het zou kunnen dat het u ontgaan is, maar per 1 mei 2016 is er iets veranderd in de wereld van zzp’ers. De oude vertrouwde Verklaring Arbeidsrelatie, beter bekend als VAR, is vervangen door een nieuwe wet. Die nieuwe wet heet Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties en is in zijn nog korte leven ook al bekend geraakt onder een afkorting: de Wet DBA. Dat klinkt een beetje onheilspellend en zo wordt de nieuwe wet door velen ook ervaren. Maar is die angst wel terecht? Of, om het wat minder beladen uit te drukken: klopt het dat die nieuwe wet in de praktijk allerlei ongewenste gevolgen heeft? “Het probleem van de Wet DBA is niet dat die wet er is, maar dat er zoveel onzekerheden zijn in de uitvoering”, zegt Rick Schevers. Hij vertegenwoordigt de Bovib, de vereniging en brancheorganisatie van onafhankelijke intermediairs en brokers in Nederland. En om maar meteen een mogelijk misverstand uit de weg te helpen: dat zijn géén uitzendbureaus. Een uitzendbureau neemt iemand tijdelijk in dienst en zendt die persoon vervolgens uit.
Dat doen de intermediairs en brokers van de Bovib niet, zij bemiddelen slechts. Schevers vindt dat door de nieuwe wet niet meer op voorhand vastligt aan de hand van welke criteria je achteraf beoordeeld gaat worden. Dat schept onzekerheid, en, zo zegt hij: “Ondernemers willen wel risico lopen, maar ze willen geen onzekerheid.” De onzekerheid dus dat je als opdrachtgever achteraf nog een loonheffing aan je broek krijgt omdat de relatie die je met een zelfstandig professional aanging bij nader inzien toch als een dienstverband aangemerkt wordt. “We zien nu al dat door die onzekerheid 50.000 opdrachten uit de markt verdwenen zijn. Die opdrachten zijn verloren, die mensen zitten thuis. Terwijl de behoefte aan flexibiliteit blijft.”
Zekerheid vooraf voor zzp’ers
De Belastingdienst wordt hierin veelal aangemerkt als de kwaaie pier. Die kijkt, niet geheel onverwacht, iets anders tegen de nieuwe wet aan. De VAR, zegt de Belastingdienst, is afgeschaft omdat onder de VAR alleen de opdrachtnemer, de zzp’er, verantwoordelijk was. Onder de Wet DBA zijn opdrachtgever en opdrachtnemer samen verantwoordelijk. De Belastingdienst kan daardoor beter handhaven: onder de VAR kon alleen de individuele zzp’er gecontroleerd worden. Dat is niet erg effectief: er zijn ongeveer 1 miljoen zzp’ers in Nederland. Peter Hoogstraten, landelijk vaktechnisch coördinator loonheffingen bij de Belastingdienst: “In essentie is het eenvoudig. De opdrachtgever moet beoordelen of in een bepaalde situatie sprake is van loondienst, of niet. De vraag is dan: hoe beoordeel je of er sprake is van loondienst?
Dat ligt vast in de arbeidsrechtwetgeving en de loonheffingswetgeving. En die zijn met de invoering van de Wet DBA niet veranderd.” De zekerheid vooraf die opdrachtgevers graag willen, is ook nu mogelijk, zegt Hoogstraten. Op de website van de Belastingdienst staan modelovereenkomsten. Wie werkt volgens zo’n modelovereenkomst, krijgt niet achteraf nog te maken met een loonheffing. Tenzij in de uitvoering afgeweken wordt van de in de overeenkomst gemaakte afspraken, zodanig dat sprake is van loondienst.
Een oplossing op korte termijn voor zzp’ers
Schevers heeft vijf suggesties die op korte termijn een bijdrage kunnen leveren aan een oplossing. Plus een langetermijnsuggestie. Hoe kijkt de Belastingdienst tegen deze suggesties aan? Suggestie één: de periode van 1 mei 2016 tot 1 mei 2017 is een transitiejaar. Verleng dat transitiejaar niet, want dan verleng je de onzekerheid. Hoogstraten: “Of dat transitiejaar al dan niet verlengd wordt, daar gaat de Belastingdienst niet over, dat is aan de staatssecretaris. De bedoeling van het transitiejaar is dat opdrachtgevers en opdrachtnemers met de nieuwe wet leren omgaan, en daar helpen wij ze bij.” Tweede suggestie: zorg ervoor dat tijdens het transitiejaar geen naheffingen gedaan worden. Hier liggen de partijen heel dicht bij elkaar, lijkt het, want het is – een enkele uitzondering daargelaten – inderdaad niet de bedoeling tijdens of over het transitiejaar naheffingen te doen. Zo’n uitzondering doet zich bijvoorbeeld voor in geval van fraude. Suggestie drie: kom als Belastingdienst met bindende uitspraken; dit kan wel, dat kan niet. In algemene zin, vindt Hoogstraten, is dit een goede suggestie. De Belastingdienst doet dat ook: als een modelovereenkomst wordt voorgelegd en de dienst zegt ‘dit is geen loondienst’, dan is dat bindend.
Maar het is geen afvinklijstje, de verschillende elementen moeten in samenhang bekeken worden. Hoogstraten: “Als iemand in een blauwe overall met bedrijfslogo op het bouwterrein moet lopen, of regelmatig teamoverleg moet bijwonen, is dat dan loondienst? Dat kun je zo niet zeggen, het geheel van afspraken moet in samenhang bekeken worden.” Zo komen we bij suggestie vier: vanaf een inkomen van zeg 50.000 euro geldt iemand per definitie als zzp’er. Die mensen kunnen goed voor zichzelf zorgen en zijn in staat een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten en pensioen op te bouwen. Hoogstraten: “Ik snap de suggestie, maar dat staat niet in de wet. Het kan een suggestie aan de politiek zijn om het in de wet op te nemen.” Vijfde en laatste kortetermijnsuggestie van de Bovib: als een opdrachtnemer door een wilsverklaring vastlegt dat hij zelfstandig wil zijn, beschouw hem dan ook als zzp’er. Als iemand zegt dat hij zelfstandig wil zijn, reageert Hoogstraten, betekent dat nog niet dat hij dat in wettelijke zin ook is. Daar zijn criteria voor zoals zelfstandig je werk kunnen doen, een zekere omvang aan opdrachten hebben en ondernemersrisico lopen. Ook dat moet weer in zijn totaliteit beoordeeld worden.
De positie van zzp’ers
De lange termijn dan. De echte oplossing voor de problematiek is volgens Schevers: leg de positie van de zelfstandige professional vast in het Burgerlijk Wetboek. “Van die suggestie kan ik de meerwaarde niet inzien”, zegt Hoogstraten. Want wie ondernemer is, dat ligt al vast in het fiscaal wetboek. Een nieuwe categorie toevoegen – de zzp’er – betekent meer onderscheid maken en meer grensgevallen creëren. Of daar iemand bij gebaat is? Tot slot nog een dempende opmerking. Hoogstraten: “Iedereen kan fouten maken. Ik kan fouten maken, een belastingplichtige kan fouten maken. Maar we gaan echt niet 1 miljoen zzp’ers opjagen. En ook hun opdrachtgevers niet.”