Een klein aantal wetenschappers staan aan de top van hun vakgebied, waar ze beloond worden met financieringen, onderscheidingen en prestigieuze benoemingen. Maar ligt dit wel allemaal aan hun uitzonderlijke expertise? Of is er iets anders aan de hand? Een nieuw onderzoek van onder andere de universiteiten van Amsterdam en Utrecht laat zien dat het wel eens aan het matteüseffect kan liggen.

Het matteüseffect

Het matteüseffect is een vakterm uit de sociologie dat voor het idee staat dat de rijken rijker worden en de armen armer. Het is gebaseerd op deze Bijbelse vers in het evangelie volgens Matteüs: “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.”

Het fenomeen werd in 1968 al beschreven door de Amerikaanse socioloog Robert K. Merton, maar de pogingen om het effect te valideren, leverden tot dusver geen sluitende resultaten op. Het is namelijk moeilijk om te bewijzen dat verschillen in behaalde prestaties niet altijd een weerspiegeling zijn van verschillen in werkkwaliteit. De universitaire docenten en hoogleraren Matthijs de Vaan, Thijs Bol en Arnout van de Rijt hebben nu de proef op de som genomen.

Onderzoek naar financieringsaanvragen

Om het hierboven beschreven probleem te omzeilen maakten ze gebruik van het puntensysteem van de Nederlandse onderzoeksfinancierder IRIS, dat bepaalt welk studies financiering krijgen. Hierbij krijgen alleen de aanvragen die boven het aantal benodigde punten komen financiering toegewezen. De onderzoekers bestudeerden de aanvragen die net boven en net onder de grens kwamen, waarbij ze om praktische redenen aannamen dat er onderling geen kwaliteitsverschil was.

Ze ontdekten dat onderzoekers die vroeg in hun carrière een prijs hadden gewonnen, daar enorm veel voordelen van ondervonden. Daarnaast kregen recentelijk gepromoveerde academici die net boven de grens scoorden meer dan twee keer zoveel onderzoeksgeld als hun tegenhangers die daar net onder zaten.

Ook hadden de ‘winnaars’ 47 procent meer kans om uiteindelijk een doctoraat te behalen. “Hoewel de verschillen tussen deze individuen dus vrijwel nihil waren, werd er in de loop van de tijd een enorme prestatiekloof zichtbaar”, merkt De Vaan op.

Status en participatie

Volgens De Vaan zijn er twee processen die het matteüseffect in de wetenschapsfinanciering kunnen verklaren. Ten eerste vergaren de winnaars vaak een status die het speelveld in hun richting kan kantelen als het gaat om financieringen, prijzen en benoemingen. En ten tweede zullen de winnaars vaker participeren aan onderzoeken, terwijl de ‘verliezers’ eerder opgeven en dus geen concurrentie meer vormen.

De Vaan en zijn collega’s stellen dat het matteüseffect de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek kan verminderen. Als projecten namelijk hoofdzakelijk worden gefinancierd op basis van de status van de onderzoeker, kunnen briljante geesten over het hoofd worden gezien. De onderzoekers bevelen daarom verschillende hervormingen van het financieringsproces aan, waaronder een betere informatieverstrekking voor de afgewezen aanvragers.

Verregaande implicaties

De bevindingen van het onderzoek hebben verregaande implicaties die het vakgebied van de wetenschap overstijgen. Het matteüseffect zou bijvoorbeeld ook de kloof tussen startups en gevestigde bedrijven kunnen verklaren als het gaat om het aantrekken van durfkapitaal. En in de film- en muziekindustrie genieten bekende namen ook de voorkeur boven nieuw talent.

“Er zijn vele vormen van ongelijkheid in de wereld die zich ideaal lenen voor een soortgelijk onderzoek naar het matteüseffect”, benadrukt De Vaan. De resultaten en werkwijze van de studie zijn in het onderzoeksrapport The Matthew effect in science funding gepubliceerd.