Het verbeteren van onderwijs in ontwikkelingslanden is een omvangrijk proces dat stap voor stap moet worden aangepakt. Dat stelt Mark Hoeksma, onderzoeker op het gebied van active learning aan de Universiteit van Amsterdam. “Als nieuwe methoden worden uitgestort over leraren die hun eigen gebruiken gewend zijn, blijft er weinig over van de impact.”

Het achterblijven van de onderwijskwaliteit in ontwikkelingslanden is een complex probleem, stelt Hoeksma. Aan de ene kant kampen landen met een tekort aan opgeleide leraren en aan de andere kant is er kennis, kunde en toewijding nodig van schoolbesturen en overheden om duurzame verbetering voor elkaar te krijgen.

Deze partijen spelen namelijk een cruciale faciliterende rol bij het vormgeven van het curriculum en het motiveren van leerkrachten om daadwerkelijk vernieuwingen door te voeren. Recente grootschalige onderwijsprojecten hebben vooral succes geboekt door het vergroten van het aantal schoolgaande kinderen. Echter, of deze kinderen ook daadwerkelijk iets leren, is nog maar de vraag.

Assertief veranderen

De traditionele manier van lesgeven is teacher centred, vertelt Hoeksma. De leraar is aan het woord en de leerlingen luisteren passief, of ze luisteren niet. Door toepassing van chorus answering, het gezamenlijk herhalen van de leraar om stof tot zich te nemen, raken leerlingen passief en ontbreekt het hen aan zelfstandig denken, leren of begrijpen.

“Om dit te doorbreken is juist een student centred manier van lesgeven nodig. Dit betekent probleem-oplossingsgericht denken, samenwerken aan praktische opdrachten en andere gevarieerde werkvormen.” Omdat de manier waarop iemand lesgeeft erg persoonlijk is en ook diepgeworteld zit, is het belangrijk dat hulporganisaties en trainers leraren in hun waarde laten en hen zelf laten meedenken over de verbeteringsslag die zij kunnen maken.

“Het hervormen van onderwijssystemen is geen kwestie van ‘kijk, zo doe je dat, hier is een handleiding’. Scholen, leerlingen en leerkrachten moeten meerdere keren bezocht worden tijdens een langlopend proces.”

Kinderrechten

Het verschaffen van kwalitatief goed onderwijs aan kinderen raakt op verschillende manieren aan het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dit merkt Ton Liefaard op, hoogleraar Kinderrechten aan de Universiteit Leiden. Het verdrag, dat door elk land ter wereld ondertekend is, behalve door de Verenigde Staten, gaat over rechten met betrekking tot bescherming, voorzieningen en participatie.

Het recht op onderwijs valt enerzijds onder het recht op voorzieningen, anderzijds onder participatie. Het is evident dat onderwijs van belang is voor de ontwikkeling van een kind, zegt Liefaard. Dit gaat dus over het respecteren van kinderen als volwaardig burgers. “Kwalitatief goed onderwijs is van belang voor het bewustzijn van kinderen, hun positie in de samenleving en hun verantwoordelijkheidsgevoel.”

Toch wordt het verdrag nog te vaak geschonden, vervolgt hij. Niet in alle landen wordt aanvaard dat kinderen rechten hebben, en omdat zij niet politiek actief zijn, worden ze door overheden nog regelmatig gezien als een onbelangrijke doelgroep. Dit zorgt er bijvoorbeeld voor dat de ongelijkheid in het onderwijs nog steeds niet opgelost is. In veel landen hebben jongens gemakkelijker toegang tot scholen dan meisjes.

Ketensamenwerking

Ook de visie op het principe active learning, de onderwijsmethode waarbij de student meer centraal komt te staan, kan per land verschillen, vult Hoeksma aan. Nieuwe onderwijsconcepten zijn in veel Afrikaanse landen een punt op de politieke agenda. Kritisch denken door leerlingen en onderwijs krijgen in de eigen taal zijn zaken die nog niet overal worden omarmd.

Des te belangrijker is het, vindt de onderzoeker, om alle partijen bij hervormingen in het onderwijs te betrekken. “Het is logisch dat hierbij overheidsbemoeienis komt kijken. Dat is ook nodig, want om iets van de grond te krijgen heb je uiteindelijk steun nodig van de overheden. Begrip kweken en geduld hebben is daarbij essentieel.”