In landen als China en Griekenland genieten leraren veel aanzien, laat de Global Teacher Status Index (2013) zien. In Nederland is de status van het beroep veel minder. Waarom eigenlijk? “Als leraar kun je juist iets betekenen voor jongeren en het verschil maken voor de maatschappij”, zegt Mattijs van Mansfeld, leraar en afdelingsmanager Sport College bij een regionaal opleidingencentrum (ROC). Het mag wel eens afgelopen zijn met al dat negatieve nieuws over het onderwijs, vindt hij.

Betekenisvolle baan

Van Mansfeld begon in 2004 als leraar, in 2008 werd hij uitgeroepen tot Leraar van het Jaar. Hij heeft een duidelijke visie op zijn vak: een goede leraar kent zijn leerlingen. Lesgeven is mensenwerk, waarbij het vooral belangrijk is om een relatie op te bouwen met leerlingen. Zien wie er voor je staat, oog hebben voor het individu, de leerling echt zien – daar draait het om. Wie dat doet, heeft de helft al gewonnen, legt hij uit. Als die veilige sfeer er eenmaal is, komt de inhoud daarna vanzelf. Vroeger stonden op het mbo vooral vakleerkrachten voor de klas, die voornamelijk bezig waren de kennis uit hun vakgebied over te brengen. Tegenwoordig is de rol van leraar geëvolueerd tot die van alleskunner, die veel meer betrokken is bij de sociale problematiek waar leerlingen mee te maken krijgen. De leraar als pedagoog, psycholoog, iemand die leerlingen helpt en verder brengt, en ze daarbij ook nog opleidt voor een beroep. “Het is een baan waarin je echt iets betekent, waarin je het verschil maakt en waaruit je veel voldoening en energie kunt halen”, vindt Van Mansfeld.

‘Het blijft een prachtig vak’

Tegenover dit gloedvolle betoog staat het groeiende lerarentekort dat steeds zwaarder op scholen drukt. Waar komt dat tekort vandaan? Volgens de voorzitter van vakbond CNV Onderwijs, Loek Schueler, heeft het deels te maken met de vergrijzing van het lerarenkorps. Er is sprake van een hoge uitstroom van leraren, die niet wordt gecompenseerd door de instroom van nieuwe docenten. Dat die instroom niet hoog genoeg is, heeft meerdere oorzaken. “Het is belangrijk dat je op verschillende fronten zorgt voor een aantrekkelijk beroep. Loon is daar één van, carrièremogelijkheden is een tweede factor en imago een derde. Met een salaris dat achterblijft en een hoge werkdruk is het niet vreemd dat cijfers laten zien dat het imago van leraren de afgelopen jaren fors is gedaald.”

Hoewel dit negatieve beeld voor een deel terecht is, blijft het leraarschap een prachtig vak, verklaart Schueler. Hoe mooi is het om anderen kennis bij te brengen, bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen of jongvolwassenen, mensen te helpen ontdekken wie ze zijn en waar hun talenten liggen? Juist daarom mag het beroep van leraar veel beter gewaardeerd worden, benadrukt Van Mansfeld, want een succesvolle leraar in groep 4 kan een enorm verschil maken voor de ontwikkeling van een kind. “In het primair onderwijs wordt de basis gelegd voor de burgers en samenleving van de toekomst. Het is een plek waar je heel veel verschil kunt maken voor uiteenlopende problemen die spelen in de Nederlandse maatschappij.”

Salaris omhoog, werkdruk omlaag

Om het imago van de leraar in ere te herstellen, is het niet alleen noodzakelijk dat de salarissen omhoog gaan, maar ook dat de werkdruk wordt aangepakt. De balans tussen lesgeven en voorbereidingstijd kan volgens Schueler beter. Daarnaast is het goed als de administratieve last vermindert, zodat leraren niet te veel tijd kwijt zijn met papierwerk en zich kunnen bezighouden met hun voornaamste taak: lesgeven. Verder zijn er veel leerlingen die extra aandacht nodig hebben door gedrags- en leerproblemen. Leraren hebben vaak het gevoel dat ze aan het eind van de dag niet iedere leerling de aandacht hebben geboden die ze eigenlijk hadden willen geven. Dit kan worden ondervangen door het aannemen van conciërges en extra klassenassistenten.

Hoe urgent deze kwestie is, blijkt uit de cijfers: maar liefst één op de vier docenten te maken krijgt met een burn-out. Door de werkdruk en het bijbehorende tijdgebrek schiet de begeleiding van leraren die na een burn-out re-integreren bovendien vaak tekort, merkt Schueler. “Op het moment dat zij terugkeren en meteen weer vol aan de bak moeten met grote klassen, gaat het vaak mis.” Hetzelfde geldt voor jonge docenten die aan het begin van hun loopbaan staan. Juist in deze groep verlaten veel mensen het onderwijs omdat extra begeleiding veelal ontbreekt.

De hoge werkdruk komt ook deels voort uit de neventaken die de overheid bij het onderwijs neerlegt, geeft Schueler aan. “Veel zaken worden verplicht op het bordje van het onderwijs gegooid, terwijl leraren het al zo druk hebben.” Vindt de overheid bijvoorbeeld dat kinderen te stevig worden, dan moet er op scholen aandacht komen voor bewegen en gezonde voeding. Opvallend is dat dergelijke eisen steeds vaker vanuit ouders komen. “De druk van ouders op docenten is op dit moment ontzettend groot, bijvoorbeeld als het gaat om het advies dat kinderen krijgen voor vervolgonderwijs.”

Prestatiemaatschappij

Het negatieve imago van het onderwijs en de druk vanuit ouders hebben beide te maken met de prestatiemaatschappij die Nederland anno 2018 is. Zo levert het beroep van leraar misschien veel voldoening op, maar weinig salaris en aanzien. In de huidige prestatiegerichte samenleving maakt dat het docentschap al snel tot een onaantrekkelijke beroepskeuze, met een te lage instroom van nieuwe leraren als gevolg.

Hetzelfde geldt voor de druk die ouders uitoefenen: beroepsopleidingen worden niet langer goed genoeg bevonden. Zorgelijk, vindt Schueler. Dat vmbo en mbo niet voldoende zouden zijn en dat iedereen naar het hbo of de universiteit moet, doet ze af als grote onzin. “We hebben vakmensen op heel veel fronten keihard nodig. En daarbij: half Nederland is mbo-opgeleid. Wat zeg je met zo’n boodschap tegen de helft van de bevolking?” Het mbo heeft inderdaad een imagoprobleem, merkt ook Van Mansfeld. “Er wordt op een bepaalde manier naar gekeken. Steeds meer leerlingen doen na het vmbo de havo, omdat dat vanuit de maatschappij wordt verwacht. Het lijkt wel of men denkt dat denkers meer bijdragen aan de samenleving dan doeners.”

Het alternatief? Geef vakmensen de waardering die ze verdienen en erken dat ze nodig zijn, betoogt Van Mansfeld. Geef leraren de ruimte om naar eigen inzicht bij te dragen aan de ontwikkeling van leerlingen, op welk niveau dan ook. Laat de prestatiemaatschappij een tandje terugschakelen. Zo kan Nederland weer vooruit, op naar de volgende Global Teacher Status Index.