Het westelijke en noordelijke deel van Nederland zinkt. Zowel natuurlijke als door mensen veroorzaakte processen leiden tot een daling van de bodem, met overstromingen en schade aan ondergrondse leidingen en funderingen van woningen als gevolg. Terwijl er volop aandacht is voor klimaatverandering en de risico’s die dat meebrengt voor nu en voor later, zakt op bepaalde plekken de grond in hoger tempo dan de zeespiegel stijgt. Om onomkeerbare schade en een onbetaalbare onderhoudsrekening te voorkomen, moeten verschillende partijen samenwerken aan een duurzaam plan van aanpak.

Urgentie

West- en Noord-Nederland bestaan voornamelijk uit slappe klei en veen, ofwel slappe grond. Bij het droogleggen daarvan, bijvoorbeeld om land geschikt te maken voor landbouw, vindt bodemdaling plaats als resultaat van het draineren van grondwater. Ook het aanbrengen van gewicht in de vorm van ophooglagen en bebouwing veroorzaakt daling. Hoewel dat proces niet nieuw is, bevindt Nederland zich op een keerpunt met betrekking tot de mogelijke gevolgen, stelt Gilles Erkens, assistent-professor geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht en senior geoloog bij Deltares. Hij refereert aan cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving waaruit blijkt dat de kosten van bodemdaling tot 2050 zo’n 22 miljard euro zullen bedragen. Veel van dat geld zal gereserveerd moeten worden voor onderhoud van de waterinfrastructuur, zegt Jules van Lier, hoogleraar afvalwaterzuivering en milieutechnologie aan de Technische Universiteit Delft. “Mensen vergeten het vaak, maar er ligt voor 150 miljard euro aan riolering en watertransportleidingen onder de grond. Zeker in het westen van het land zal de continue verzakking effect hebben op deze ondergrondse voorzieningen.”

Bij beleidsmakers is het bekende problematiek, zegt Van Lier. Men is zich al lang bewust van het feit dat het draineren van slappe grond, ofwel bemaling, resulteert in bodemdaling. Maar hoewel dat voor sommige partijen problemen geeft, hebben andere partijen voldoende baat bij het bemalen om de verzakking voor lief te nemen. Zo willen boeren graag zoveel mogelijk grond om op te verbouwen. Toch neemt het besef toe dat er iets gedaan moet worden om enorme schade te voorkomen. “In sommige gebieden hebben we het al zo ver laten komen, dat we nu moeten ingrijpen”, stelt Erkens.

Gouda zakt

Dat is bijvoorbeeld het geval in Gouda. De stad die bij het ontstaan boven zeeniveau lag, ligt er inmiddels deels onder en zakt nog steeds. “De grond in de binnenstad zakt in zijn geheel weg met zo’n drie millimeter per jaar”, vertelt Hilde Niezen, voorzitter van Platform Slappe Bodem en wethouder van Gouda. Wat daarbij extra lastig is, is het feit dat niet alle gebouwen dezelfde fundering hebben, waardoor sommige huizen niet mee zakken. “Dat is heel onhandig in de binnenstad. In verband met de dalende bodem wil je eigenlijk het grondwaterpeil verlagen, maar dat zou resulteren in schade aan de gebouwen die wel een houten paalfundering hebben.” Ook de buitenwijken zijn een uitdaging. In tegenstelling tot het oude stadscentrum is de bebouwing daar wel onderheid, vaak met betonnen palen. “Daar blijven de huizen en gebouwen dus keurig staan”, aldus Niezen. Dat lijkt goed nieuws, maar terwijl de bebouwing blijft staan, zakken de straten, parken en tuinen eromheen wel weg, samen met de leidingen en rioleringsbuizen die eronder liggen. Het gevolg is dat de gemeente continu bezig is met het ophogen van de openbare ruimte en ondergrondse infrastructuur. Dat geeft het geheel een rommelige aanblik en kost bovendien handen vol geld, waardoor de gemeentelijke heffingen voor inwoners heel hoog liggen.

Nationale visie

Hoewel individuele gemeenten hun best doen zo goed mogelijk om te gaan met de gevolgen van bodemdaling, zou men toe moeten naar een oplossing op grotere schaal. “Wij zijn als gemeenten kampioen dweilen met de kraan open”, zegt Niezen. “Wat we nodig hebben, is iemand die de kraan dichtdraait.” Erkens en Van Lier beamen dat en pleiten voor meer samenwerking onder een nationale visie. Zoals de zeespiegelstijging is ondergebracht bij de Deltacommissaris, zo zou ook bodemdaling een plek moeten krijgen als nationaal vraagstuk, met een passend budget. “Steden moeten meer ruimte krijgen om innovaties en alternatieven uit te rollen, ondanks dat de eerste investering groot zal zijn”, zegt Van Lier. Gemeenten zelf hebben daar het budget niet voor en missen momenteel een gesprekspartner op hoger niveau die het beleid kan beïnvloeden. Dat beleid hoeft niet te betekenen dat de Nederlandse bodem met geen millimeter meer mag dalen, zolang men maar wel de controle erover heeft. Erkens: “Onbewust hebben we onze kop in het zand gestoken met betrekking tot bodemdaling. We moeten het heft weer in eigen hand nemen.”

Er zijn namelijk wel degelijk mogelijkheden om beter met slappe grond om te gaan. Niet om de daling volledig stop te zetten, maar wel flink te reduceren. Een van de belangrijkste en goed haalbare stappen daarbij is het gebruiken van meer lichte bouwmaterialen in de openbare ruimte. Maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor tuinen. “Ook daar moeten mensen geen zand erop gooien”, beklemt Erkens. Een andere maatregel zou zijn de grondwaterstand hoog te houden, ook in de stad. Die waterstand komt meestal vooral onder de aandacht wanneer hij te hoog is, waardoor men overlast ervaart in de vorm van ondergelopen kruipruimten en vocht in huis. Vanwege het veranderende klimaat heeft Nederland echter in toenemende mate te maken met lange perioden van droogte in de zomers, waardoor het risico op lage grondwaterstanden groot is. Ook dat zorgt voor onwenselijke situaties zoals aantasting van houten funderingen, en beschadiging van wegen en leidingen in verband met verzakking van de grond.

Oorzaak onbekend

Een van de grootste uitdagingen van het moment heeft te maken met het feit dat de hoofdoorzaak van een dalende bodem niet altijd bekend is. “We weten vaak niet precies waarom de grond op een bepaalde plek zakt, omdat er meerdere mogelijkheden zijn”, licht Erkens toe. Zo kan het zijn dat er te veel gewicht op de bodem drukt, maar tegelijkertijd ook lage grondwaterstanden zijn die voor daling zorgen. Hij wijst erop dat goede, duurzame keuzes alleen gemaakt kunnen worden op basis van betrouwbare informatie over zaken zoals waterstanden en de opbouw van de bodem, iets wat momenteel nog vaak ontbreekt. Volgens de geoloog is het dan ook cruciaal dat er meer data beschikbaar komt om een beter inzicht te bieden in de situatie. Een betere informatievoorziening moet ook het bewustzijn onder burgers vergroten. “Mensen komen er vaak pas achter dat de bodem rondom hun huis of het huis zelf wegzakt op het moment dat ze enorme schade hebben”, zegt hij. Op dat moment krijgt iemand te maken met een enorme kostenpost die bij funderingsherstel kan oplopen tot 50.000 euro. Ook Niezen meent dat het beter inzichtelijk maken van bodemdaling de eerste stap is voor een duurzame aanpak van het probleem. Daarbij is opnieuw invloed van bovenaf nodig. Ze concludeert: “Iemand moet kijken naar het hele systeem en daarvoor verantwoordelijkheid nemen.”

Bodemdaling na ophoging
Belasting van slappe grond (veen, klei) is in opgehoogd stedelijk gebied de grootste oorzaak van bodemdaling. Nieuwe stedelijke gebieden op slappe bodem worden vrijwel altijd opgehoogd voordat ze worden bebouwd. Maar ook in bestaande wijken worden regelmatig ophogingen aangebracht. De aanleiding voor een ophoging is vaak het optreden van bodemdaling – echter resulteert diezelfde ophoging met zand weer in toekomstige bodemdaling vanwege het gewicht. Bodemdaling door ophoging vindt voornamelijk plaats in de eerste maanden tot jaren na de ophoging, maar restzettingen kunnen over langere periodes (decennia) optreden.

Bron: Klimaateffectatlas