Dat het energieverbruik moet verduurzamen is onderhand voor iedereen wel duidelijk. De aarde warmt op, met alle gevolgen van dien. Om deze aardopwarming een halt toe te roepen, moet de CO2-uitstoot fors dalen. Dit vereist een forse daling in energieverbruik en een transitie naar duurzame energie. En in plaats van te debatteren over het hoe moeten alle duurzamere energieopties worden ingezet.

De tijd dringt

Wat betreft het verduurzamen van de energievoorziening begint de tijd echt te dringen, waarschuwt Andy van den Dobbelsteen, hoogleraar Climate Design & Sustainability aan de TU Delft. “We kunnen niet meer wachten. Hoe langer we wachten, hoe lastiger en duurder het wordt om de transitie te maken.” De transitie kost veel tijd en het is onmogelijk om ineens 7 miljoen woningen aardgasvrij te maken, hier zijn verschillende projecten en soorten duurzame energie voor nodig. Van den Dobbelsteen is van mening dat de klimaatdoelen voor 2050 en de Parijs CO2reducties wel haalbaar zijn – de technieken zijn immers voorhanden – maar het moet alleen wel nú gaan gebeuren.

“Met het klimaatakkoord van Parijs is de kwestie meer op de kaart gebracht, en leeft het nu ook meer onder het grotere publiek en niet meer alleen bij een kleine groep wetenschappers”, vertelt Floortje van der Hilst, universitair docent Energy and Resources aan de Universiteit Utrecht. Toch voegt ze toe dat het gevoel van urgentie veelal nog ontbreekt. Als voorbeeld noemt ze de politiek waar het verduurzamen van de energie nu volop leeft, maar waar het onderwerp zodra er sprake is van een economische recessie ineens minder belangrijk blijkt te zijn.

Wat volgens Van der Hilst een rol speelt, is dat het moeilijk te voorspellen is hoe system earth zich gaat gedragen. Wel bekend is dat verschillende factoren elkaar zullen gaan versterken. Bij een opwarming van de aarde smelten de poolkappen. Dit verdwijnende ijs leidt tot een stijging van het water, maar zorgt er ook voor dat zonnestralen minder goed kunnen worden afgeketst. En dit leidt weer tot verdere opwarming van de aarde.

Geen silver bullet

“Het behalen van de klimaatdoelen vraagt om een meervoudige aanpak op meerdere niveaus, waarbij verschillende keuzes moeten worden gemaakt voor verschillende gebieden”, legt Van den Dobbelsteen uit. Zo zal een industrieel gebied vragen om een andere benadering dan een historische binnenstad. Deze multifactoriële aanpak zal bestaan uit drie oplossingsrichtingen.

Allereerst kan de energievraag sterk gereduceerd worden, bijvoorbeeld door isolatie en het vervangen van ramen, waarbij gebouwen warmtepompen kunnen gaan gebruiken, die duurzaam van stroom worden voorzien door zonnepanelen. Daarmee zijn ze all electric geworden. Dit zal volgens Van den Dobbelsteen in nieuwbouw geen probleem zijn. Bij bestaande bouw is dit mogelijk door renovatieprojecten. Enkel bij oude historische gebouwen voorziet hij problemen. Een tweede optie is de aanleg van warmte- en koudenetten, waarmee gebouwen op een duurzame manier verwarmd en gekoeld kunnen worden. In plaats van fossiele restwarmte moet de warmte op termijn van duurzame bronnen komen, zoals geothermie. Tot slot kan men de industrie of een exclusief deel van de gebouwde omgeving van duurzaam gas gaan voorzien, zoals biogas, synthetisch methaan en waterstof. Daarvoor moeten dan wel nieuwe gasfabrieken worden gebouwd. Van der Hilst benadrukt dat van deze opties er niet één de goede of de beste is; voor een verduurzaming van energie moeten alle zeilen worden bijgezet. Ze geeft aan dat er dus gebruik zal moeten worden gemaakt van zonne- en windenergie, van bioenergie en van geothermische energie.

“We hebben geen luxepositie om moeilijk te doen over welke optie de beste is. We moeten versneld het gebruik van aardolie en aardgas afbouwen. Dit betekent dat er moeilijke keuzes gemaakt moeten worden en dat alle hernieuwbare energieopties gebruikt moeten worden. Er is geen silver bullet.” Welke optie wordt gekozen is afhankelijk van de locatie en bestaande energie-infrastructuur. Bovendien is veel van de technologie nog in ontwikkeling, waardoor het niet mogelijk is om nu al te zeggen welke optie de beste is.

Biologische energie

Een van de duurzamere energieopties waar veel kritiek op is, is energie uit biomassa. Voor deze vorm van energie wordt biomassa – bestaande uit organische materialen zoals hout, gft-afval, rioolslib, mest en gewassen – onder andere vergist of verbrand in grote ovens. “Er zijn vele bronnen voor bio-energie, maar de bekendste is hout, dat in de vorm van pellets en chips gestookt wordt in grote biomassa-installaties”, vertelt Eppo Bolhuis, voorzitter Nederlandse vereniging van Biomassa Ketel Leveranciers (NBKL). Dit hout bestaat uit resthout dat overblijft bij zagerijen of in de houtverwerkende industrie, gebruikt hout dat vrijkomt bij het slopen van gebouwen en meubels, en vers hout, zoals snoeiafval afkomstig van bos- en landschapsonderhoud. De voordelen van bio-energie, aldus Milieu Centraal, zijn dat dit type energie het verbruik van fossiele brandstoffen vermindert en dat het niet opraakt. Daarnaast is bio-energie vrijwel CO2-neutraal omdat er geen additionele CO2 vrijkomt in de atmosfeer bij de verbranding. Bolhuis: “Wat je verbrandt, groeit weer aan en bomen en planten die groeien absorberen weer de CO2 die ontstaat bij bio-energie.”

De kritiek op bio-energie is dat niet voor iedereen even duidelijk is hoe duurzaam en klimaatvriendelijk deze optie is, aldus Milieu Centraal. Milieuorganisaties vrezen dat een toename van bio-energie zal leiden tot meer ontbossing en een bedreiging van biodiversiteit en de voedselproductie. Daarnaast wordt gesteld dat de herkomst van de biomassa vaak onduidelijk is, waardoor het moeilijk is de duurzaamheid te meten. Bolhuis reageert hierop dat de Nederlandse wetgeving eist dat alle biomassa die in Nederland gebruikt wordt voor het opwekken van energie duurzaam moet zijn. Dit geldt zowel voor de biomassa die uit Nederland afkomstig is, als voor de geïmporteerde houtproducten.

Een ander punt van kritiek is de uitstoot van fijnstof die gepaard gaat met het opwekken van bio-energie via verbranding van hout, welke groter is dan bij verwarming op gas of stroom. Bolhuis: “De luchtkwaliteit wordt inderdaad beïnvloed door de uitstoot, de vraag is alleen om hoeveel fijnstof het precies gaat. De normen voor fijnstof zijn in Nederland het strengst van de hele wereld. Als gevolg hiervan worden in Nederland de allerbeste ketels gebruikt.” Daarnaast wordt de opwekking van bio-energie vaak vergeleken met een openhaard, die wel veel fijnstof uitstoot. Echter vindt verbranding bij een biomassaketel in meerdere afgesloten ‘kamers’ plaats, waardoor bijna niets in de buitenlucht komt.

Alles en iedereen benutten

Ondanks de vele kritieken is bio-energie in de ogen van Van der Hilst een goed alternatief op aardgas en aardolie. Volgens haar wordt in het publieke debat nu te veel zwart-wit gedacht: goed of slecht. “Er is meer nuance nodig. We moeten weg bij de wellesnietesdiscussie en goed kijken welke opties duurzaam zijn of hoe deze duurzaam ingezet kunnen worden. Als we dit niet doen blijft besluitvorming uit en is er weinig ontwikkeling.” Als voorbeeld noemt ze de kolencentrales. Hier moet Nederland zo snel mogelijk vanaf, maar zolang ze open zijn is het goed om bij te stoken met biomassa. Mits deze biomassa natuurlijk duurzaam geproduceerd wordt. Hetzelfde geldt voor auto’s; het zal nog even duren voor alle voertuigen elektrisch zijn. Een tussenstap met biodiesel is volgens haar belangrijk omdat er niet ‘stil gezeten’ kan worden. Bio-energie is dus een goede tussenstap tot het nog duurzamer kan, en voor toepassingen waar (nu nog) niet veel duurzame alternatieven voorhanden zijn. Het kan direct worden gebruikt en is dus nú een goede optie. Daarnaast kan het in combinatie met CO2-afvang en -opslag zelf leiden tot negatieve CO2-emissies. Om die reden kan het juist op de korte termijn helpen om het klimaatprobleem aan te pakken. Tot slot kan het fungeren als een aanvulling op andere duurzame opties en helpen in de stabiliteit van het elektriciteitsnet. Van der Hilst: “Met zonne- en windenergie weet je nooit hoeveel energie je krijgt. Om in de behoefte van stabiliteit te kunnen voorzien, is bioenergie een goede optie.”

Van den Dobbelsteen is van mening dat naast alle soorten duurzame energiesoorten ook alle inwoners nodig zijn. “Iedereen is belangrijk, want eenieder is verantwoordelijk voor zijn of haar eigen CO2-uitstoot. Iedere individuele bijdrage is van groot belang. Je zou zelf kunnen onderzoeken hoe je persoonlijke CO2-uitstoot omlaag gaat, en daarnaar handelen.” Naast de burger ziet hij een belangrijke rol voor gemeenten die volgens hem een regierol moeten pakken. Zij kunnen samen met kennisinstellingen onderzoeken welke opties op grote schaal kunnen worden toegepast. Bolhuis vult aan: “Het allerbelangrijkste is dat we echt wat gaan doen en niet alleen blijven praten, want praten leidt tot uitstelgedrag. We zijn sterk in het benoemen van allerlei nadelen, maar niet in het zetten van daadwerkelijke stappen.” En dat is juist hard nodig, want Nederland loopt momenteel ver achter op de rest van de wereld wat betreft het behalen van de energiedoelen.