Wie denkt dat maakindustrie geen rol van betekenis meer speelt in de Nederlandse economie en veronderstelt dat industriële productie voorgoed is uitbesteed aan lagelonenlanden als China, die kan voor verrassingen komen te staan. Steeds meer bedrijven halen hun productie terug naar Nederland en de verwachting is dat die trend van reshoring zal doorzetten. Een van de factoren die daarbij een belangrijke rol speelt, is de steeds verdergaande digitalisering van het productieproces. Maak kennis met industrie 4.0. Sommigen noemen het de vierde industriële revolutie. Anderen hebben het over de Internet of Things en in Nederland spreken we over smart industry. Het idee is als volgt. Door de snelle technologische vooruitgang vervagen de grenzen tussen de digitale en fysieke wereld steeds meer. Intelligente systemen uit de informatie- en communicatietechnologie (ICT) en machinebouw worden met elkaar verbonden en geïntegreerd. Dankzij een grote hoeveelheid data kunnen slimme autonome robots realtime met elkaar communiceren en het productieproces waar nodig bijsturen. Zo ontstaat een slimme fabriek die zoveel mogelijk autonoom werkt en zorgt voor lagere kosten, meer efficiëntie en snellere productie. Die bovendien flexibeler kan produceren en bijvoorbeeld makkelijk kleine series van gespecialiseerde producten maakt, al dan niet met behulp van 3D-printing.
Autonome robots doen niet alleen iets, ze kijken en meten
Jacquelien Scherpen is hoogleraar Discrete technologie en productieautomatisering aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van ENTEG, het aan diezelfde universiteit verbonden Engineering and Technology institute Groningen. Wie zich afvraagt wat ‘discrete technologie’ in vredesnaam betekent, verkeert in goed gezelschap: die vraag stelde Jacquelien Scherpen zelf ook bij haar aanstelling. Discrete technologie betekent stuksgewijze productie, maar zelf zegt ze altijd dat haar vakgebied systems and control engineering is of, in goed Nederlands, meet- en regeltechniek. Een heel belangrijke trend, noemt professor Scherpen de ontwikkeling die we voor het gemak maar even beschrijven als de weg naar de autonome digitale fabriek. “Doordat we veel meer meten, kan er ook meer geautomatiseerd worden. Robots doen niet alleen iets, ze kijken en meten ook en kunnen daar dan weer autonoom op reageren. Op die manier komt veel informatie uit de fabriek, je kunt sneller zien wanneer iets misgaat. De informatie die je krijgt, kun je dan meteen omzetten in aanpassingen in het productieproces.” Productielijnen worden flexibeler doordat ze snel omgezet kunnen worden voor de fabricage van een ander product: de robot gaat dan iets anders doen.
En 3D-printing in de maakindustrie?
Fried Kaanen, voorzitter van de Metaalunie, is iets voorzichtiger. De Metaalunie is met ruim 13.000 leden de grootste ondernemersorganisatie voor het midden-en kleinbedrijf in de metaal. Ja, smart industry is een fundamentele ontwikkeling, maar Kaanen ziet het meer als een lange golfbeweging. “Als je terugkijkt, kun je zeggen dat die ergens rond 2010 begonnen is en misschien nog tien of zelfs twintig jaar zal doorgaan.” Flexibele productie is belangrijk in de metaalsector want West-Europa is heel goed in klantspecifiek werken, in kleine maatwerkseries. Bij kleine maatwerkseries denk je al snel ook aan 3D-printing. Daarover zijn verschillende geluiden te horen: de een noemt het de toekomst van de productie, de ander een speeltje voor kunstenaars en ontwerpers. We zitten wat dat betreft in een zoektocht, zegt Kaanen. Is het alleen interessant voor de creatieve sector? Nee, dat is het niet. Is het alleen voor producten met een grote toegevoegde waarde? Daar begint het mee.
Kaanen noemt als voorbeeld de kroon die vorig jaar op een van zijn kiezen geplaatst werd. “Bij het maken van de mal voor die kroon is gebruik gemaakt van 3D-printing.” De zoektocht zal moeten uitwijzen waar 3D-printing rendabel ingezet zal kunnen worden en of het kan leiden tot nieuwe vormen en materiaalcomponenten. Volgens Scherpen gaan de ontwikkelingen in 3D-printing heel snel, in haar instituut wordt veel onderzoek gedaan naar nieuwe materialen die gebruikt kunnen worden. “Maar als een ontwikkeling inzet, moet je niet verwachten dat die twee jaar later overal volledig geïmplementeerd is.”
Het gaat goed met de maakindustrie
Mede dankzij de ontwikkelingen in de smart industry gaat het goed met de Nederlandse maakindustrie. Nederland maakt!, een recent rapport van VNO- NCW en MKB-Nederland, stelt onder meer dat dertig procent van de werkgelegenheid in de marktsector is gerelateerd aan de industrie en dat zeventig procent van de productiviteitsgroei wordt verklaard door de technologische vernieuwingen in de industrie. Voor een deel komt dat doordat Nederland voorop loopt bij het inzetten van nieuwe technologie, Nederlanders zijn early adapters. Dat grote innovaties voor bijvoorbeeld het mkb niet altijd even makkelijk te verwezenlijken zijn, ziet Scherpen ook, maar “op de lange termijn is het nodig.” Kaanen is wat dat betreft vol vertrouwen: “Ondernemers zijn niet alleen bezig met de waan van de dag, maar ook met de strategie van hun bedrijf. Daar maken ze tijd voor. Is het niet overdag, dan ‘s avonds.” Onderdeel van de gedachte achter de smart industry in Nederland is ook dat bedrijven niet zelfstandig het wiel proberen uit te vinden, maar in proeffabrieken of field labs samen doorbraken verwezenlijken.
Waar is de mens?
Heel mooi, dit alles, maar is in de autonome digitale fabriek van de toekomst ook nog plaats voor mensen? Jazeker. Om te beginnen: de algoritmes die ervoor zorgen dat de robots hun werk kunnen doen, worden gemaakt door mensen – mensen zoals Jacquelien Scherpen. We hebben het over robotisering, regeltechniek en automatisering, zegt Kaanen, maar net zo belangrijk is het dat je met slimme mensen slimme dingen doet. Technisch is heel veel mogelijk, maar durf en organisatie zijn ook wezenlijk, vindt Scherpen. Je moet durven gaan voor nieuwe technieken. Dat is niet zo vanzelfsprekend, bedrijven zijn soms voorzichtig. Innovatie gaat gepaard met veranderingen in de organisatie, en organisaties laten zich niet altijd even makkelijk veranderen. Arbeid zit ook niet alleen in het fysiek maken van producten, maar in het bedenken, testen en simuleren van oplossingen voor slimme productiemethoden. Toch zal de fabriek van de toekomst niet alleen werk bieden aan hoogopgeleiden, maar net zo goed aan mensen die lager geschoold zijn. Operators bijvoorbeeld blijven nodig, op allerlei gebied. Scherpen: “Het werk verdwijnt waarschijnlijk niet, maar verandert. Werknemers zullen dus flexibeler moeten zijn.”