In Nederland zijn twee trends te ontwaren die misschien niet direct gelinkt worden, maar wel degelijk met elkaar te maken hebben. Zo ontstaan steeds meer soorten woonmogelijkheden en wordt in toenemende mate aandacht besteed aan duurzaamheid en interieur binnen het zorgvastgoed. De link: beide kunnen bijdragen aan de kwaliteit van leven en het zorgproces van hun gebruikers.

Veranderende maatschappij

De opkomst van de woonvariaties heeft drie oorzaken, vertelt Daniëlle Harkes, manager van het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. Ten eerste komt het voort uit de veranderende maatschappij. “Mensen willen wat te kiezen hebben. We leven niet meer in de tijd van eenheidsworst; één oplossing voor iedereen, het draait nu veel meer om maatwerk.” Dit geldt voor iedereen en dus ook voor ouderen, weet Harkes. Volgens Harkes geldt het wellicht juist nog meer voor ouderen; zij hebben een heel leven achter zich en verschillen dus nog meer van elkaar dan andere leeftijden. Ten tweede krijgen mensen in toenemende mate zorg thuis en niet langer in een zorginstelling, als gevolg waarvan het type woning waar deze mensen wonen hier wel geschikt voor moet zijn. De derde oorzaak komt voort uit het veranderende overheidsbeleid en de scheiding van wonen en zorg. Mensen moeten daardoor zelf hun woning huren of kopen en hun zorg daarnaast inkopen.

Scheiding wonen en zorg

Met name deze beleidswijziging heeft een extra impuls gegeven wat betreft het ontstaan van de woonvariaties, stelt Harkes. Mensen zijn hierdoor bewuster bezig met hun woonoptie en willen hier meer invloed op kunnen uitoefenen. Wat daarnaast een rol speelt is dat het netwerk van ouderen kleiner wordt; er is minder familie, leeftijdsgenoten vallen weg. Ouderen missen aanspraak, contacten in de buurt en zoeken veiligheid en laagdrempelige ondersteuning. Dit is ook zichtbaar bij in de ambulantisering van patiënten uit de geestelijke gezondheidszorg (ggz). “Daar is een noodzaak om door te stromen naar een bepaalde woonvorm. Wellicht eerst een tijdje beschut, waarna bijvoorbeeld weer zelfstandig in een wijk kan worden gewoond.” Niet iedereen wil echter individueel doorstromen, maar juist in een woongemeenschap blijven wonen. Daarom dienen nieuwe woonvormen ontwikkeld te worden. Ontwikkelaars, woningcorporaties en zorginstellingen spelen hierop in en de laatste jaren zijn diverse woonvariaties ontstaan.

“Deze mensen kiezen ervoor om samen oud te worden en wat voor elkaar te betekenen.”

Veel woonvariaties

Volgens Harkes groeit de belangstelling voor nieuwe woonvormen met ruimte voor participatie en ontmoeten. “Zo kan er worden gekozen voor wonen aan een hofje. Hier hebben mensen hun eigen ruimte, maar ze kunnen ook gemeenschappelijk dingen ondernemen. Deze mensen kiezen ervoor om samen oud te worden en wat voor elkaar te betekenen.” Een andere woonvariatie is generatie-wonen, waarbij mensen van verschillende leeftijden, zoals ouderen en studenten, zelfstandig wonen, maar gemeenschappelijke ruimten delen en ook samen dingen ondernemen zoals koken. Ook kan gekozen worden voor gestippeld wonen. Dit houdt in dat mensen in een complex een woongroep vormen, maar niet naast elkaar wonen. Zij wonen ‘gestippeld’ over het gebouw, tussen andere mensen die daar ook wonen en niet bij de woongroep horen.

Het grootste voordeel van de vele variaties, aldus Harkes, is dat het hierdoor veel meer kan draaien om de wens van de cliënt. Zij is er daarnaast van overtuigd dat de juiste woonvorm kan bijdragen aan het zorgproces van de bewoner. Zo zouden zorgvragen die eigenlijk geen zorgvragen zijn al opgelost kunnen worden wanneer mensen in een woongemeenschap wonen. “Denk hierbij aan eenzame mensen. Zij zouden gebaat zijn bij een woonomgeving waar onderling contact is.” Dat hoeft dan niet per se de thuishulp te zijn die één keer per week hun huis komt schoonmaken.

Voor iedereen

Ondanks dat er zoveel opties zijn wat betreft wonen en interieur ideeen, zijn niet alle woonvormen even gewild. Een van de redenen hiervan is dat er weinig kennis is onder de bevolking wat betreft de opties, ziet het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. Veel mensen weten niet wat er mogelijk is, legt Harkes uit, en kennen alleen de traditionele opties. Dit kan komen doordat niet elk dorp of stad iedere variatie heeft. Een andere reden hiervoor is dat de variatie niet voor iedereen te betalen is, het zijn dan ook met name de mensen die meer te besteden hebben die gebruikmaken van de vele opties, weet Harkes. Om ervoor te zorgen dat er ook keus is voor mensen die minder geld hebben, is samenwerking tussen woningcorporaties, gemeenten en zorginstellingen essentieel. “De samenleving zal alleen maar meer veranderen en meer divers worden, mensen worden ouder en wonen vaker alleen. De noodzaak bestaat daarom voor geschikte woonvormen voor iedereen”, besluit Harkes.

Duurzaamheid

Deze nieuwe woonvormen kunnen worden gebouwd, maar kunnen ook ondergebracht worden in leegstaande bestaande panden, vertelt Harkes, zoals voormalige verzorgingstehuizen waar huizen worden gerealiseerd voor begeleid wonen. Op deze manier kunnen oude panden opnieuw worden ingezet en kan direct gekeken worden naar verduurzaming van deze panden, wat de gebruikers van deze panden ten goede zal komen. Annemarie van Doorn, directeur van de Dutch Green Building Council, vertelt dat de duurzaamheid van vastgoed steeds meer zichtbaar wordt in het zorglandschap. “Het is echter een enorme opgave en komt nog maar mondjesmaat van de grond.”

De reden dat deze opgave nog niet door alle instellingen met beide handen aangepakt wordt, is dat deze gebouwen vaak veel mensen huisvesten die erop vertrouwen dat voor hen gezorgd wordt. Er wordt erg gebouwd op de efficiëntie van een gebouw, waardoor het soms minder belangrijk is hoe ‘fijn’ het is. Dit kan het lastig maken om dingen te veranderen. “Daarnaast draait het altijd om geld. Er wordt al veel gevraagd van de zorgsector, terwijl er vaak gewerkt wordt met een klein budgetten.” Een derde reden kan worden gevonden in het eigenaarschap, legt Van Doorn uit. Binnen de zorg is de gebruiker van een pand niet altijd de eigenaar. Dit zorgt ervoor dat verduurzaming vanuit deze organisaties zelf uit lastig kan zijn. De uiteindelijke beslissing moet dan komen van de pandbeheerder of -eigenaar.

De sociale kant

Van Doorn legt uit dat verduurzaming binnen de zorgsector niet alleen draait om energiebesparing, maar ook het hele gezondheidselement van de gebouwen. Dus: hoe moet een zorginstelling ingericht worden om het zorgproces te bevorderen? Als voorbeeld noemt ze een ziekenhuis waar de kamertjes voor kinderen zich eerst achterin het ziekenhuis bevonden. Tijdens de verbouwing is besloten deze rondom een atrium de plaatsen, waar ouders en kinderen bij elkaar kunnen komen. Volgens haar draait het daar binnen de zorg steeds meer om: het meenemen van de welzijnskant bij verduurzaming. Bij deze welzijnskant wordt naast de CO2-uitstoot ook gekeken naar kleur binnenin het gebouw. Zo kan de kleur groen bijdragen aan de gezondheid van de mensen in de ruimten, aldus Van Doorn. Maar ook letterlijk het toevoegen van groen, door middel van bijvoorbeeld planten, heeft een positief effect op het welzijn van mensen. Andere dingen die belangrijk zijn voor een gezond gebouw zijn het juiste licht- en materiaalgebruik. “Een passende omgeving kan bijdragen aan het zorgproces van een patiënt of cliënt, maar kan ook een positieve invloed hebben op diegenen die er werken.”

Stappen maken

Om zorginstellingen of pandeigenaren van zorgvastgoed te stimuleren te verduurzamen, moeten zij de waarde inzien van duurzaamheid, stelt Van Doorn. “Daarom is het van belang om goede voorbeelden uit te lichten en de kennis van wat verduurzaming oplevert te delen.” En daarmee doelt ze niet alleen op wat het financieel oplevert, maar ook de impact van groener vastgoed op de gezondheid. Ze is daarnaast van mening dat het goed zou zijn als de label C-verplichting die voor kantoren bestaat ook voor zorginstellingen wordt ingevoerd. Op die manier zou een level playing field ontstaan waardoor alle zorgorganisaties aan een bepaalde standaard moeten voldoen.

Een passende omgeving

Het toekomstbestendig maken van zorggebouwen draait dus om meer dan een goed energielabel (kwantitatieve duurzaamheid), benadrukt Van Doorn. Zeker net zo belangrijk is het sociale aspect: de kwalitatieve duurzaamheid. “Wanneer zorginstellingen aan de slag gaan met hun vastgoed, is het verstandig dat zij direct kijken hoe ze het gebouw gezonder, vitaler en klantvriendelijker kunnen maken.” Want daar draait het uiteindelijk bij beide trends in het woon-zorglandschap om: de cliënt of patiënt centraal stellen en zorgen dat de omgeving passend is en kan bijdragen aan de gezondheid en het zorgproces.