De Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) is op 1 januari in werking getreden. Deze heeft als doel de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. Praktische maatregelen die zowel ouder als kind ten goede zouden komen.

Nieuwe slag kinderopvang

De nieuwe regelgeving ontstond na een brief van Lodewijk Asscher, de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die in 2017 was geadviseerd door een commissie bestaande uit verschillende mensen. Ruben Fukkink, bijzonder hoogleraar Kinderopvang, was één van hen. Volgens hem was het hoognodig om de kinderopvang een slag verder te brengen, omdat de laatste kinderopvangwet uit het jaar 2005 dateert. Een van de nieuwe maatregelen is dat alle kinderen in de opvang voortaan gekoppeld zullen worden aan een mentor, waardoor voor elk van hen altijd iemand beschikbaar is. Daarnaast zullen er naast mbo’ers, ook hbo’ers in de sector treden. Een manier om de kinderopvang verder te professionaliseren.

Pedagogische kwaliteit onvoldoende?

Het is echter niet zo dat het met de pedagogische kwaliteit van Nederlandse kindcentra onvoldoende is gesteld, benadrukt Fukkink. Maar er blijven altijd punten waarop verbeterd kan worden. Een bovengemiddeld kindcentrum is niet alleen fijn voor de ouders en werknemers, maar komt ook de ontwikkeling van kinderen ten goede. Vaak wordt hier een programma met zowel in- als ontspanning gedraaid. Er zijn korte eetmomenten, waarna de kinderen in een soort mini-lesjes aan de slag kunnen. Speelse activiteiten die zowel het personeel als de kinderen uitdagen. Het is precies deze invulling die nog niet overal vanzelfsprekend is, aldus Fukkink. “Veelal is in de kinderopvang voldoende veiligheid, warmte en liefde aanwezig. Maar als het gaat om goed voorbereide en gerichte stimulering, kan er nog flink gegroeid worden.”

Meer samenwerken

Jeannette Doornenbal, pedagoog en lector Integraal Jeugdbeleid aan de Hanzehogeschool Groningen, is het met hem eens. Volgens haar blijkt uit verschillende onderzoeken dat de omgang met kinderen over het algemeen voldoende is in kindcentra. Pedagogische kwaliteit gaat echter ook om het vermogen om educatieve kwaliteit te optimaliseren. “Dit kan bijvoorbeeld door het aanbieden van verrijkt spel en het creëren van een rijke taalomgeving. Hier valt naar mijn idee nog winst te behalen.” Daarbij zullen instellingen steeds meer moeten samenwerken om kinderen die van elkaar verschillen passende ondersteuning te kunnen bieden, zegt Doornenbal. Dit betekent ook toewerken richting een meer integrale vorm. Iets wat in sommige Integrale Kind Centra (IKC) al volop tot uiting komt. Het zijn instellingen waar wordt gewerkt vanuit één gedeelde visie tussen onderwijs en opvang, met een gezamenlijk team van leraren en pedagogisch medewerkers en één voordeur voor ouders. Een IKC is het hele jaar open van half acht ’s ochtends tot zes uur ’s avonds. In deze centra is sprake van doorlopende ontwikkellijnen, gericht op kinderen van 0 tot 12 jaar oud. De ontwikkeling lijkt steeds meer voeten aan de grond te krijgen. Maar het daadwerkelijk realiseren ervan, blijft nog lastig, stelt Doornenbal. “Veel scholen noemen zich al IKC’s, terwijl ze in mijn optiek nog niet aan alle kenmerken voldoen. Logisch, want de organisaties hebben altijd met verschillende geldstromen en wettelijke kaders te maken. Daarnaast kost interprofessioneel leren samenwerken tijd en aandacht.”

Pedagogisch verantwoord systeem

Fukkink ziet de IKC’s vooral als ontwikkelklus. Volgens hem is intensievere samenwerking van belang, maar hierbij is het niet noodzakelijk dat Nederland naar één model zou moeten toe bewegen. “In sommige organisaties is zo’n integrale vorm überhaupt ondenkbaar.” Nederland moet op zoek naar een systeem dat pedagogisch verantwoord is, maar ook past bij de arbeidsmarkt, gezinnen en nieuwe ontwikkelingen, vult Doornenbal aan. Hier proberen IKC’s structuur en inhoud aan te geven, waarbij verschillende vormen mogelijk zijn. Inmiddels zijn een aantal maatregelen van de Wet IKK naar achteren geschoven. Hoewel de koers is opgepikt, is het zo vernieuwend dat de Nederlandse kinderopvang hier nog niet helemaal op toegerust is. Volgens Fukkink is dat echter slechts een kwestie van tijd. Het is nu aan de pedagogische medewerkers om aan de nieuwe regels invulling te geven, stelt hij. “Zij zijn immers de hoofdfiguren en de wet blijft slechts een stukje papier. Een lastige taak, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het goed gaat komen. Met of zonder IKC’s.”