Nieuwe Pensioenwet vereist soms andere invulling tweede pijler.

Ondernemers proberen gedurende hun arbeidsjaren optimaal gebruik te maken van alle beschikbare aftrekposten. Tegelijkertijd moet er voldoende worden ingelegd zodat de directeur-grootaandeelhouder met een gerust hart met pensioen kan. Maar wat is de beste manier om pensioen op te bouwen?

In oktober 2012 is de definitie voor directeur-grootaandeelhouder (dga) gewijzigd. Die herdefiniëring heeft gevolgen voor het pensioen van sommige ondernemers. Wanneer een dga voor minder dan tien procent aan aandelen met stemrecht bezit, beschouwt de Pensioenwet hem als werknemer. Als gevolg daarvan dient hij de tweede pijler hetzelfde in te richten als werknemers, oftewel via een levensverzekeraar, pensioenfonds of PPI.

Pensioen opbouwen bij instantie

Ondernemers die volgens de Pensioenwet wel als dga worden gezien, beschikken over diverse varianten om het pensioen in te richten. Bekende invullingen zijn de verzekeringen en beleggingen. Ondernemers maken ook nog steeds veelvuldig gebruik van lijfrenteverzekeringen en banksparen. Deze twee vormen zijn grotendeels gelijk, maar de variant bij de bank is vaak goedkoper en biedt doorgaans een hoger rendement dan de variant bij de verzekeraar.

Pensioen in eigen beheer

De BV kan geld reserveren, zonder dat de dga verplicht is dit geld apart te zetten voor later. De dga beslist zelf hoe en waar hij het geld belegt. Hij bepaalt in grote mate dus, in tegenstelling tot bij de verzekeringsvariant, zelf de voorwaarden. Omdat het gaat om een reservering in plaats van geld dat werkelijk aanwezig is, mag de dga de pensioenreservering ook als werkkapitaal inzetten. Om opbouw en bescherming optimaal te regelen, is echter wel veel kennis van zaken nodig. En gezonde bedrijfsresultaten, want slechte cijfers of zelf faillissement hebben direct gevolg op het pensioenvermogen.

Pensioen-BV

Een dga kan zijn pensioen ook onderbrengen in een zogeheten pensioenstichting of pensioen-bv. Met een eigen pensioenlichaam creëert hij in feite zijn eigen verzekeringsmaatschappij. Doordat zowel de jaarwinst als sterftewinst bij overlijden belast zijn voor de vennootschap, is deze pensioenvorm tegenwoordig voor veel ondernemers fiscaal minder aantrekkelijk. Vanzelfsprekend kan het in sommige gevallen toch rendabel zijn. Welke pensioenvorm het meest interessant is, blijft immers per situatie afhankelijk.