Ook de Algemene Nabestaandenwet (ANW) is aanzienlijk gekort.

Van de besluiten die de overheid de laatste jaren nam om de pensioenen betaalbaar te houden, liep het verhogen van de leeftijd van het ouderdomspensioen het meest in het oog. Niet verwonderlijk, want voor veel werknemers ziet de toekomst er met een paar jaar langer werken duidelijk anders uit. De collectieve pensioenvoorzieningen worden echter ook op minder opvallende manieren versoberd. Het risico verschuift geleidelijk van overheid en werkgevers naar de werknemers. De pensioenuitkering wordt steeds meer het directe resultaat van de premie die door en voor de werknemer is betaald. De premie ligt vast, de uitkering niet. De werkgever weet waar hij aan toe is, voor de werknemer is het pensioen minder vanzelfsprekend geworden.

Overheid trekt zich terug

Een terrein waar veel onopvallende versobering plaatsvindt is het nabestaanden- of partnerpensioen. Het overheidsdeel, de Algemene Nabestaandenwet (ANW), is aanzienlijk gekort en de voorwaarden zijn aangescherpt. De regeling geldt alleen nog wanneer de partner geacht wordt werkelijk niet te kunnen werken, en bijvoorbeeld kinderen onder de achttien jaar verzorgt, of arbeidsongeschikt is. De overheid beroept zich op het idee dat de maatschappij als geheel ook meer richting eigen verantwoordelijkheid is opgeschoven. De Stichting van de Arbeid concludeert dat “de betekenis van het partnerpensioen is veranderd. Onder invloed van een sterke toename van het aantal twee- en anderhalf-verdieners heeft een ontwikkeling plaatsgevonden richting meer individuele verantwoordelijkheid voor het partnerpensioen, waar voorheen nog veelal sprake was van een collectieve verantwoordelijkheid”. Het idee van kostwinnerschap, dat één van beide partners verantwoordelijk zou zijn voor het gezinsinkomen, heeft plaatsgemaakt voor een cultuur van zelfstandige individuen. Partners worden geacht elk hun eigen pensioen op te bouwen. Deze emancipatoire gedachte past goed in het streven naar een terugtredende overheid met minder collectieve lasten.

Partnerpensioen verandert

Werkgevers sluiten zich bij deze gedachte aan, en de meeste pensioenfondsen hebben hun uitkeringen ook al aangepast. Ook de vorm van het partnerpensioen verandert. De opbouwbasis, waarin de ‘spaarpot’ behouden blijft en eventueel ook voor het ouderdomspensioen kan worden gebruikt, is nu vaak een risicobasis geworden. In deze variant wordt niets opgebouwd en alleen een bedrag uitgekeerd als de werknemer voortijdig overlijdt. Voor werknemers is er meer vrijheid ontstaan. Ze kunnen zelfstandiger met hun pensioen omgaan en een oplossing op maat kiezen. Partners kunnen de maatregelen als stimulans ervaren om minder afhankelijk te worden, en werk gaan zoeken. Ze kunnen ook kiezen voor een extra verzekering. Pensioenuitvoerders zijn gerechtigd om dergelijke verzekeringen af te sluiten. Een overlijdensrisicoverzekering geeft verzekering tegen de financiële gevolgen van overlijden. Bij uitkering kan het bedrag bijvoorbeeld worden gebruikt om een deel van de hypotheek of een andere geldlening af te lossen of het inkomen aan te vullen. Belangrijk is dat de overlijdensrisicoverzekering is af te sluiten voor één of twee personen, is af te stemmen op de persoonlijke situatie en vaak een mogelijke premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid geeft. De verzekering kan desgewenst gekoppeld worden aan de hypotheek, arbeidsongeschiktheidverzekering of een overlijdensrisico voor kinderen. Op deze manier kunnen partner en eventuele kinderen beschermd worden tegen hoge risico’s.

Transparantie en voorlichting

Het is belangrijk dat werknemers en hun partners op de hoogte zijn van wat hen op pensioengebied te wachten staat. Daar is transparantie en voorlichting voor nodig. Niet iedereen kent de regels, velen kennen hun eigen situatie niet, velen gaan er misschien ten onrechte vanuit dat het met hun wel goed zit. Dat kan voor vervelende verrassingen zorgen. Hier rust een belangrijke taak voor werkgever en pensioenuitvoerder.